Skip to main content

HISTORIE

Foto Kasteel Elsloo 1931© Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad/ANP/Leeflang

Landschap en Maas

Deel 53: De Maas, inleiding

Na de behandeling van de wegen in Elsloo en omgeving blijft er nog een voor de ontwikkeling van Elsloo belangrijke factor over, de Maas. Menigeen heeft zich, net als wij,  afgevraagd hoe de rivier in vroeger tijden heeft gelopen. In Heemkundesnipper 17 uit 1994 publiceerden wij al een hypothese, waarvoor nog steeds geen reden voor verandering is gevonden. Daarom dient dit artikel ook nu als uitgangspunt voor het beschrijven van de grillen van de rivier.

Uit de collectie van Streekmuseum Elsloo

De Maas met veer bij Elsloo voor de aanleg van het kanaal. Het gezicht op Elsloo was blijkbaar bijzonder genoeg om er voor Maasmechelen een ansichtkaart van te maken. Men kan ook zien dat het waterpeil in de Maas vroeger veel hoger was, ook in de zomer. Na de aanleg van het Julianakanaal is  het peil van de Maas gezakt. Boven het veerpont ziet men daken van het oude Elsloo op de Berg. Het dorp lag toen op een steenworp van de rivier.

Veer Elsloo Kotem 1920

Foto's boven en onder: uit de collectie van Streekmuseum Elsloo

Veer Elsloo Kotem 1930



Meerstromen land
Om de ontwikkeling van de Maas te begrijpen moet men op de eerste plaats niet denken aan een rivier die uit een arm bestond maar uit meerdere stromen naast elkaar. Tussen Rekem en Urmond heeft de Maas eeuwenlang een soort Biesbosch gevormd. Er vormden zich steeds nieuwe geulen, oude geulen werden opnieuw geactiveerd en met elkaar verbonden. De archieven spreken ook bij herhaling van een of twee “principael Maesen” (hoofdstromen). Dit betekend dus dat er tegelijkertijd ook andere (secundaire) geulen bestonden. Bij laag water zal het water alleen door de hoofdstromen of zelfs door een geul stromen. Bij hoogwater echter liep het hele stelsel vol.

Vanaf Rekem verdeelde het water zich en lagen de dorpen in het Maasdal zoals Rekem, Uikhoven, Grimbie, Boorsem, Kotem en Meers veilig op eilandjes . Had de Maas in die tijd (middeleeuwen) ,waarin men nog geen of lage dijken had, uit slechts een stroom bestaan, dan waren deze dorpen voor en na weggevaagd. Waarschijnlijk waren ze nooit gebouwd indien ze steeds groot gevaar liepen.  Alleen doordat de kracht van het water zich kon verdelen, was het gebied voor bewoning geschikt. Zo kon het ook voorkomen dat na een overstroming een geul die normaliter alleen in de winter water bevatte veranderde in de bedding in de zomer. Of er ging een combinatie van oude en nieuwe geulen als hoofdstroom dienen. Op deze wijze veranderde de stroom binnen een beperkt gebied herhaaldelijk van koers zonder al te grote gevolgen.

   

Links een  (Belgisch) overzicht van het gebied tussen Rekem en Grevenbicht  waar de rivier relatief recent actief is geweest met in zwart de restanten van Maasarmen. Men kan de vele vertakkingen goed zien en ook dat de middeleeuwse  “Biesbosch” niet bij de Maasband ophield maar doorliep tot bij Grevenbicht. Met de geplande te graven nieuwe stroomgeulen in het kader van de grensmaas draait men eigenlijk de klok terug. De veiligheid komt dan niet uit zware dijken maar uit het verdelen van de kracht van de stroom over een groter gebied met meerdere stroomgeulen. Uiteindelijk heeft men vanaf de 16e eeuw tot in de 19e eeuw (rechts) de Maas stelselmatig tussen dijken geperst waar ze het overigens niet altijd mee eens is.

Laat reactieformulier zien