Deel 45: De Materberg.
De Laathof Materberch
Een van de bronnen van inkomsten van de Heer van Elsloo waren de opbrengsten van de Laathof Materberg. Een laathof was niet alleen een gebouw maar kon bestaan uit een viertal onderdelen. Een centraal gebouw als centrum, een hoeveelheid land wat rechtstreeks door de heer of een pachter werd gebruikt, een aantal percelen welke door de laten werden bewerkt of waar hun huizen op stonden en waar zij cijnzen over betaalden en als vierde onderdeel een soort rechtbank samengesteld uit laten en onder voorzitterschap van de heer of zijn plaatsvervanger (de meijer) die zaken behandelde die betrekking hadden op de laatgoederen (overdrachten etc.).
In het leenroerig (feodaal) stelsel was het laathof de laagste vorm van leen. Lang niet altijd waren deze vier elementen aanwezig er konden ook in de loop der tijd elementen afvallen. Nog in 1622 komt de laathof d.w.z. de meijer en de laten bij elkaar. Dan is de zetel van de laathof, waarschijnlijk een hoeve, al lang verdwenen en alleen de administratie van de percelen bestond nog als restant van de laathof. In de 16e en 17e eeuw viel de helft van de opbrengst van de laathof toe aan de eigenaar, de kasteelheer, en was de andere helft verpacht aan de leenheer van de laathof van Catsop.
Afbeelding: In de omgeving van de Hemelbeek bij de Zand en Kiezelberg lag niet alleen de Materbergmolen en een gansevijver maar nog meer bebouwing. (Foto Guus Peters)
Onder de bezittingen van de Laathof worden percelen opgesomd die we maar met moeite kunnen plaatsen. De vermeldingen van cijnzen in Geulle dateren niet alleen uit de periode dat heel Geulle onder Elsloo ressorteerde (1560-1593) maar ook voor en deze periode heeft de Heer van Elsloo rechten op cijnzen uit Geulle. Met name gelegen in Hussenberg, Broekhoven maar ook in Hulsen en Brommelen. Desondanks dit is de grens tussen Elsloo en Geulle toch steeds de Materbergbeek en de Hemelbeek geweest. Dit doet ons vermoeden dat de het leen Materberg oorspronkelijk van Geulle afkomstig is, welk uitbreidingen in Elsloo heeft verworven. Dit alles moet men zien in het licht van de ingewikkelde leen en eigendomsrechten in de middeleeuwen.
De grenzen van Elsloo moet men dan ook zien als de grenzen van de jurisdictie van Elsloo, het rechtsgebied en niet van eigendom. De eigendommen van de Heer van Elsloo beperkten zich niet alleen tot Elsloo maar lagen ook in Geulle, Munstergeleen en zelfs in Berg /d Maas. De laathof bestond ook niet uit één aaneengesloten blok percelen. Ook buiten het gebied met de naam Materberch lagen percelen o.a. in de beemden Hussenberg, de Geversdelle, op de Hoogte, Achter de Horst. De omvang kon ook toenemen door uitbreidingen (b.v. ontginningen) maar ook afnemen door “uitnemingen”. Een gericht historisch onderzoek naar de Laathof Materberg, de wegen en de samenhang van Elsloo met Geulle, met alles wat daar toe behoorde, zou wenselijk zijn.
De Materberchmolen
Op de Materbergbeek (ook wel het Meulewaterke genoemd) lag ooit een watermolen voor het malen van graan, de Materberchmolen. Precies de plaats van de molen is ons niet bekend. We hebben aanwijzingen dat deze gelegen moet hebben op de plaats waar nu de zandberg ligt voor de grote duiker. Het was een van de drie banmolens van Elsloo. Ze werd op 14 april 1531 door de Heer van Elsloo aangekocht. Hij heeft dan al een molen namelijk de Scharmolen (nu in de Maas). Waarom hij deze molen aankoopt is de vraag. Misschien voorziet hij op termijn de ondergang van de Scharmolen door de Maas en zoekt hij een vervanger of een uitbreiding van inkomsten. Blijkbaar ziet hij op termijn geen heil meer in beide molens want in 1552 bouwt hij de, nog in het kasteel aanwezige, Slakmolen. Nog enige tijd bestaan en draaien de drie molens samen in Elsloo. Maar niet lang; de Scharmolen werd in 1579 door de Spanjaarden in brand gestoken en viel daarna ten prooi aan de Maas. De Materberchmolen raakte in verval en in 1665 heeft men het over een gansevijver (?) bij de voormalige Materbergmolen. Het voetpad tussen het Hoge Bos en de Slingerberg naar Hussenberg heet nu het Meulepaedje. Mogelijk is dit een aanwijzing naar de woonplaats van een deel van de klandizie van de molen, Hussenberg.
Afbeelding: Het begin van de roman van Pieter Ecrevisse over de Bokkenrijders in zijn boek "De Bokkenryders in het Land van Valkenberg" uit 1845. Misschien zijn deze alinea's gebaseerd op een van de laatste huizen van Hoogmaterberch, welk in de overlevering was blijven voortleven.
De nederzetting Materberg
Al eerder maakten we melding van verdwenen gehuchten in Elsloo. Een ervan is het gehucht Materberg. In de archieven komen we in 1612 een opsomming tegen van percelen in het huidige bosgebied (onder en boven de grote spoorduiker) die wijzen op een dan al verdwenen gehucht Materberg. Deze percelen verwijzen door hun omschrijving en hun soort belasting, kapoenen, naar een intensieve bewoning van het gebied, waar nu geen spoor meer van over is. We vermoeden dat we ze moeten zoeken in het gebied waar nu de zand en kiezelberg liggen en vervolgens langs het Meulepaedje (voornamelijk aan de zuidzijde).
Afbeelding: Het onderzochte gebied in 1982. Wat ooit doorgaande wegen met bebouwing waren zijn nu verstilde bospaadjes.
Niet alleen de watermolen heeft hier gelegen maar ook nog andere gebouwen. Bij de watermolen lag den hof van Materberch (in 1514 nog als zodanig vermeld). Er is b.v. in 1612 sprake van hoven, tuinen, die een naam dragen welke verwijzen naar voormalige bebouwing op deze percelen zoals: de Laathoof (de hof van Materberch), de Spickerhoof (een spicker of spijker is een graanopslag), de Panhuyshoof (panhuys is brouwerij) welke lag bij de watermolen, een hoefken waar een huis op had gestaan. En er is sprake van een voormalig huis dat ligt op Hoogmaterberch (er was dus onderscheidt in een hoger en lager gedeelte) en nog andere percelen. In Hussenberg gaat men verder met de opsomming.
Van belang is dat al deze percelen belast zijn met de cijns van een of meer capoenen, huisbelasting dus. Op zijn minst merkwaardig is dat er steeds sprake is van een hoof (huisplaats) met maar enkele vermeldingen van huizen (ook in Hussenberg). Ook al was het huis verdwenen, de oorspronkelijke belasting -hier dus de huisbelasting- bleef toch bestaan ongeacht het gebruik van het perceel. Volgens de overlevering hebben muurresten gestaan aan de zuidzijde van het Meulepaedje in de hoek waar dit aansluit op de weg langs het spoor naar de duiker in Geulle Slingersberg.
Ontstaan van Materberch
Laathoven kunnen al dateren uit de vroege middeleeuwen. Het waren door de eigenaars van de gebieden gestichte hoeven die in grootte konden variëren. Ze waren vaak zelfvoorzienend en konden zelfs uitgroeien tot kastelen. Ook kon een watermolen en brouwerij en zelfs een kerk tot een laathoeve behoren. Vanuit een laathof werden ook ontginningen ter hand genomen om het grondbezit uit te breiden en ontstonden uit de woningen van de laten gehuchten en dorpen. Hoe de Heren van Elsloo in het bezit van de Laathof Materberg zijn gekomen is niet bekend. Uit het feit dat de watermolen wordt gekocht, blijkt dat deze in ieder geval niet door hun gesticht is.
Gezien de onderdelen van de laathof in het aangrenzende gebied van Geulle (met name Hussenberg en Broekhoven) lijkt het er sterk op dat het hele gebied Materberch ooit een onderdeel van Geulle is geweest en ook van hieruit is gesticht maar later door koop of anders aan Elsloo is toegedeeld. De geschiedenis van Geulle verhaald dat de grote sacramentsprocessie ooit via de berg van Terhagen langs de Horst over de Eykskens-weg heeft getrokken. Dit wijst erop dat dit gebied ooit tot de parochie Geulle heeft behoord. De juiste route is ons overigens niet bekend. Mogelijk trokken zij vanaf de duiker de helling op naar de Schuthagerweg, dan via de Lindebergstraat naar de Eykskensweg en dan naar Hussenberg.
Wij sluiten niet uit dat dit gebied inderdaad ooit tot Geulle heeft behoord. Ook denken dat de bedoelde “berg van Terhagen” gezocht moet worden in de helling bij Materberch (nu de helling bij de grote duiker) welke men na het verdwijnen van de bebouwing van Materberch vanuit Geulle ging zien als onderdeel van Terhagen. De veronderstelling in Geulle dat Terhagen ooit bij Geulle hoorde is volgens ons niet juist, het lijkt ons dat de Materberg tot Geulle behoord heeft.
Afbeelding: De Materberg in 1895.
De percelen rond de grote duiker vertonen kenmerken van huispercelen, welke men omhoog langs de berg kan volgen naar Hussenberg. Het Meulepaedje is niet goed zichtbaar. Het volgt de begrenzing van het Commendal en is vervolgens zichtbaar tussen de percelen in de richting van de grote spoorduiker.
Het geheel moet een vrij grote omvang hebben gehad gezien de aanwezigheid van een watermolen en een verwijzing naar een brouwerij en graanopslag. Er moet dan ook voldoende aanvoer zijn geweest zijn om deze te doen renderen. En daarvoor moet ook weer voldoende land en bewerkers ervan ter beschikking zijn geweest. Als de naam Materberg inderdaad terug is te voeren op de Matres, dan moet men toch gaan denken aan een hele lange bestaansgeschiedenis. De bewoning moet dan toch ononderbroken teruggaan tot de Romeinse tijd; bij onderbreking was de naam namelijk verloren gegaan.
Verdwijning van Materberch
Misschien moeten we in dit gebied of zelfs op de plaats van het verdwenen gehucht ook de gezochte woonplaats zoeken waartoe de begraafplaats in het Hoge Bos behoorde. Waarom het gehucht verlaten werd en waarheen de bewoners vertrokken zijn weten we niet. Dit bosgedeelte is berucht om zijn drijfzandbanken. Hier is in de 19e eeuw zelfs het hele spoor weggevaagd. Bij de behandeling van de Hoos hebben we al melding gemaakt dat in de 1552 het hele bos op de Horst is gekapt en verkocht t.b.v. de bouw van huizen en schuren door de inwoners van Geulle. Zijn er toen verwoestingen of ziektes geweest waaraan ook Materberch en Hussenberch niet zijn ontkomen of juist hun heeft getroffen?
Afbeelding: Het is bijna niet voor te stellen dat in het bosgebied nabij de grote spoorduiker ooit een gehucht heeft gelegen waarvan nu geen spoor meer te bekennen is. (Foto Guus Peters)
Vreemd is dat van al het beschrevene geen spoor meer te vinden is. Volgens de overlevering zijn er middeleeuwse scherven gevonden aan de voet van de zandberg (aan de overzijde van de beek waar nu een bank staat). Verder is er aan de overkant van het kanaal in 2003 een vroege brikkenbakkersoven gevonden, die misschien met Materberch in verband is te brengen. We denken dat een groot gedeelte van de sporen onder de Zand- en Kiezelberg liggen of bedekt zijn met zand uit drijfzand- verzakkingen. Verder zal er veel bij de aanleg van het spoor voorgoed verloren zijn gegaan. Wel zou men resten kunnen vinden langs het Meulepaedje.
Over het algemeen vindt men weinig sporen uit de middeleeuwen. Dit komt omdat de huizen uit vakwerk -balken, vlechtwerk en leem- bestonden en in de bodem binnen enkele tientallen jaren totaal vergaan. Verder was een huis in de middeleeuwen geen onroerend maar roerend goed. Een vakwerkhuis kon men relatief gemakkelijk uit elkaar nemen en elders weer opzetten. Zo kan het zijn dat toen bewoning van de Materberg, waarom dan ook, niet meer aantrekkelijk was, men letterlijk met medeneming van het huis is vertrokken naar veiliger oorden (waarschijnlijk naar de nederzettingen in de directe omgeving, het land kon men immers niet meenemen en men diende er vanwege de reistijden in de buurt van te wonen)
Laathof/laten/horigen
De verhalen op deze web site zijn spannend. Wat mij trof zijn de diverse vermeldingen van laathoven. De beschrijvingen op de website zijn universeel voor de hoven in veel groter gebied. Maar waarin onderscheiden zich de laten van andere horigen?Horigen en laten.
Horigheid was een toestand tijdens de late middeleeuwen waarbij horige boeren arbeid verrichtten op land dat eigendom was van een adellijke familie of een kerkelijke instelling zoals een klooster. Horigen waren wettelijk met het land verbonden.Het waren halfvrijen oftewel halfslaven. Oorspronkelijk waren dit tot slaaf gemaakte krijgsgevangenen en andere slaven. Die toebehoorden aan de aanvoerders van de Germanen en aan de vrije mannen.
Laten dateren al uit de Romeinse tijd toen germanen een boerderij in het rijk mochten bewonen maar niet in eigendom hadden . De boerderij kon hun ook ontnomen worden. De laat betaalde hiervoor een vergoeding, de cijns, of betaalde door werkzaamheden in natura. Zaken aangaande
De rechtspraak over kopen, verkopen, erven en onterven gebeurde in de centrale Laathof.
Laathof
Met je uitspraak over horigen/slaven ga ik volledig mee. Voor zover ik weet is de beschreven horigheid in onze contreien al eerder aantoonbaar, namelijk sinds de vroege middeleeuwen. Dit soort horigheid van ex-slaven gaat waarschijnlijk terug tot Gallië in het laat Romeinse rijk. Desgewenst zet ik dat verder uiteen, met literatuur verwijzingen.Hier een tekst kopie:
'Laeten: Lateinisch; im römischen Reich ab Ende des 2. Jahrhunderts n. Chr. bezeugte Soldaten meist germanischer Herkunft, die in nicht gesicherten Grenzregionen angesiedelt wurden.'
DER LAETE - IM RÖMISCHEN GALLIEN ZWANGSANGESIEDELTER LANDFREMDER ZWECKS VERPFLICHTUNG ZUM KRIEGSDIENST -
Laetus, laetus, litus Noord Gallie, 3-4 eeuw n. C, uit Germ. Laeta'
Ook zijn we het eens dat (ook) laten terug gaan tot de Romeinse tijd en geen erfrecht hadden m.b.t. hun boerderij inclusief en de bijbehorende grond. Dit i.t.t. de horigen. Laten waren een boerenstand, deels vrij, deels onvrij in de vroege middeleeuwen in Twente/Westfalen. Ook daarover desgewenst een literatuur verwijzing.
Ook in de andere middeleeuwse adellijke en kerkelijke hoven vonden de transacties plaats die je beschrijft. M.a.w., die zijn niet beperkt tot het Laathof
Nu mijn cases. In Twente hebben de buurschap Lattrop en in de Achterhoek Lathum. Bij de laatste wordt laat (horige) expliciet als stam vermeld (etymolgiebank.nl). Beide plaatsen/buurschappen liggen dichtbij de grens tussen Franken en Saksen en in ieder geval ten oosten van de IJssel.
In het kloosterlijke grootgrondbezit van de abdij van Werden a/d Ruhr ( De Rijn Ruhr/niet de Maas Roer) in Twente/Westfalen worden laten en liten genoemd. Desgewenst zoek ik dit terug in de literatuur.
De volgende vraag is nu of een laathof (Villikationshof, curtis, curia) in Elslo en/of andere laathoven in omgeving een historische rol al grensnederzetting hebben gespeeld. Of m.a.w. of de Maas in Elslo was ooit een grens?. Of was de rol van deze hofkring om laathof om de Vikingen in toom te houden?
Strategische positie van Elsloo
Hallo Hein,Hoewel de Maas nu een grensrivier is, staat dat los van de middeleeuwse positie van Elsloo (of beter gezegd het veel grotere Ascloa). Ja, in de laat Romeinse tijd was de Maas een grens, althans een verdedigingslinie tegen invallende Franken en ja in de vroege middeleeuwen was de Maas heel even de grens tussen het oost en west Francie. Maar dit staat los van de stichting van de laathoven. Elsloo was in de vroege middeleeuwen geconcentreerd op het Maasdal (op beide oevers). Het beheerste hier de landweg van Maastricht naar Roermond in de Maasdalhelling en de vaart op de Maas alsmede de lijnpaden. De landbouweconomie was toen ook geconcentreerd op de veeteelt. Na afsplitsingen van Stein, Boorsem en Kotem uit het voormalig kroondomein Ascloa, was Elsloo in de late middeleeuwen een Vrije Rijksheerlijk die een grote "reserve" kende, zeg maar de oerbossen op de achterliggende hellingen die feitelijk uitlopers zijn van het plateau van Schimmert. Bij de overgang van de landbouw naar akkerbouw worden de Laathoven (die weliswaar onder kasteel Elsloo vielen maar zelfstandige bestuurseenheden waren) de Catsopperhof (die weer teruggaat op een vroege veehof) en de (verdwenen) Materberghof gesticht als ontginningshoven van de "wildernis". Dit is de achtergrond van beide laathoven, niet een vermeende grenspositie van Elsloo.