Deel 8: De wegen
Bij het speuren na oude wegen in een gebied met hellingen moet men met een ander gegeven rekening houden. Voor het jaar 1000 kende men de haam niet en men gebruikte een tuig van riemen om dieren in te spannen. Dit had als gevolg dat de dieren zichzelf bijna wurgden indien men een last een steile helling diende op te trekken. Veel bulkgoederen zoals granen en later kolen werden overigens nog lang in zakken op de rug van kleine paarden vervoerd. Deze liepen dan in een lange rij achter elkaar. Dit waren de kinkepaarden.
Een helling beklimmen diende dus geleidelijk aan te gebeuren. Paarden waren overigens lang te kostbaar om te gebruiken als trekdier. Hiervoor werden de goedkopere koeien en ossen gebruikt. Ook na de invoering van de haam werden steile hellingen vermeden. Bevinden zich nu in een weg die een helling opgaat steile gedeelten, dan is dat waarschijnlijk geen oude weg. Vaak bevinden zich in de buurt van een steile weg voetpaden die de helling wel geleidelijk volgen. Meestal zijn dat de restanten van de oudste route tegen de helling.
In onze omgeving is de Slingerberg in Geulle hiervan een mooi voorbeeld. De huidige weg uit de 30-er jaren is de jongste weg tegen de helling. Hieraan vooraf gaat het steile voetpad dat recht naar de duiker onder het spoor leidt (de Laakberg). Echter de oudste weg is het voetpad langs het Hoge Bos in de richting van Elsloo. Het is gevaarlijk om op het eerste oog aan te nemen dat een weg oorspronkelijk is. Zelfs de op het eerste gezicht oeroude wegen als het Seeckendaalstraatje, de Horsterweg en de Lindebergstraat zijn op punten allemaal perceeldoorsnijdend.
Tot de oudste categorie wegen behoren de veedriften. Vanuit Elsloo en de gehuchten vertrokken deze naar de weidegronden. Het waren veelal holle wegen. Dit had twee redenen, de weg werd tot op de kiezellaag onder de löss door de kleine hoeven van het vee uitgelopen. Regenwater zorgde vervolgens op de hellingen voor de afvoer van de grond. Dit proces werd echter ook bewust bevorderd. De steile wanden van de holle wegen fungeerden ook als een soort omheining, wat voorkwam dat de dieren uitwaaierden over de velden.
De alom bekende theorie dat karren en regenwater de wegen in de hellingen hebben uitgesleten gaat in Elsloo niet overal op. Er zijn holle wegen die altijd doodlopend zijn geweest en er zijn zelfs holle wegen in vlak terrein. De meeste holle wegen in Elsloo gaan terug op veedriften. Wij vermoeden zelfs dat er wegen bewust zijn uitgegraven om de grond te gebruiken voor grote werken zoals dijkaanleg of anders.
Het langst in gebruik bleven de veewegen naar de Graetheide. Dit zijn echter niet de oudste . De Graetheide is namelijk tot in de 13e eeuw bos geweest dus geen weidegebied voor hoornvee (wel voor varkens). Voordat het Graetbos weidegebied werd, moeten andere gebieden deze functie gehad hebben. Wij zoeken deze gebieden op de hellingen rond Catsop.
Later worden deze veedriften nadat de weiden tot akkers omgevormd zijn veldwegen. Het is daarom niet verwonderlijk dat juist de tegen de hellingen opklimmende wegen, holle wegen zijn. Het waren in oorsprong veedriften naar de weidegronden op en rond de top van de hellingen.
Bij de nederzettingen komen we ook altijd meerdere veewegen naar hetzelfde gebied tegen. Dit valt te verklaren uit het feit dat als men steeds dezelfde route heen en terug volgde, men twee keer over dezelfde graslanden zou gaan wat het gras natuurlijk niet ten goede kwam. Daarom kwam men via een andere route terug (Keerwegen ?)
Holle weg (Foto Guus Peters)
De doorgaande wegen:
Later zullen we in deze serie bij het behandelen van de benamingen nog uitgebreid terug komen op de doorgaande wegen. Waren in eerste instantie de doorgaande weg(en) in het Maasdal van belang voor het onderling verkeer tussen de vroegste woonkernen, later zullen door het ontwikkelen van elders gelegen steden en economisch belangrijke gebieden tussen deze gebieden verbindingen ontstaan. Ook over Elsloo’s gebied ontstonden daardoor nieuwe wegen, of werden bestaande hierin opgenomen, die een functie kregen t.b.v. het doorgaande interlokaal verkeer.