Deel 7: Bypasses
Kerstening
Langs de “oude weg” moeten we niet alleen de allereerste hoeven uit de tijd van de Frankische landname (bezetting, verovering) zoeken, maar ook de eerste kerken. Die zijn veelal toegewijd aan de oude Frankische Heilige "Martinus van Tours". De kerstening –bekering tot het christendom- werd van bovenaf gedwongen opgelegd. Als de Heer van een dorp, vaak uit opportunisme, overging op het nieuwe geloof moesten de bewoners dat ook doen.
Dat betekende dan dat er grond afgestaan moest worden en inspanning gedaan moest worden voor de bouw van de kerk. Maar tevens ook dat voortaan een tiende van de opbrengst van de landerijen aan de kerk afgedragen diende te worden. Een derde van de tiende werd besteed aan sociale werken, een derde kwam toe aan de dorpspastoor en een derde aan de parochiekerk. In de late middeleeuwen kwamen veel tienden in handen van de eigenaar van de kerk; en dat was vaak de kasteelheer zelf!
Het oude geloof en aanhangers werden slachtoffers van de onderdrukking door het nieuwe geloof. Toch wist men nog veel oude gebruiken en tradities vast te houden door ze voortaan onder Christelijke vlag uit te voeren. Bijvoorbeeld: Pasen, carnaval, Sint Maarten, Sinterklaas en Kerstmis.
Foto: Het beroemde kerkje van Erpekom, welk herbouwd is in het openluchtmuseum in Bokrijk geeft een goed beeld van een oorspronkelijk kerkje rond het jaar 1000. Velen kenden echter een houten voorganger. (Bron bokrijk.be, embedded)
Bypasses in het wegenstelsel
Tijdens ons onderzoek onderkenden we ook dat latere wegen in de dorpen (ook de hoofdstraten) voortkomen uit de “oude weg”. Gedeelten van het tracé werden verlegd in de vorm van een “bypass” (afkorting/omleiding) van “de oude weg”.
Dit gebeurde niet alleen om verbeteringen voor het verkeer aan te brengen, maar ook om gunstigere plaatsen voor woningbouw te creëren. Inclusief verbeterde toegangen naar akkers en weidegebieden met de nieuwe wegen als vertrekpunt. Het is ook daarom dat men onder de huidige laat-middeleeuwse huizen geen spoor uit de vroeg-middeleeuwse tijd terugvind.
Ook verschuift het zwaartepunt in de landbouw van veeteelt (met concentratie op het Maasdal) naar de akkerbouw (met de concentratie op het Graetheide-plateau). In dit proces werden de kernen van de dorpen stilaan vanaf de voet van de hellingen naar het plateau verlegd. De nieuwe bebouwing ontstond langs aanpassingen van de “Oude weg”. Over de verbindingswegen op het plateau, veedriften en toegangswegen naar de akkers en korstsluitingen tussen al deze wegen. De niet meer gebruikte delen van de oude routes vervielen tot lokale veldwegen, waarvan de oorsprong verloren ging. De oorsprong verklaart naar onze mening ook het vaak onlogische/onpraktische verloop van de veldwegen als toegang tot de velden. Dit komt doordat de wegen niet zijn aangelegd met het doel de velden te bereiken. Maar ze dienden als vertrekpunt bij de ontginning van de velden. De wegen waren er dus eerder dan de velden.
De “Oude weg” moet men ook niet als een brede geplaveide weg zien, maar meer als een breed pad. De handelaren met hun lastpaarden trokken hierover van de ene naar de andere handelsplaats. De “Oude weg” bestond op punten ook niet altijd uit een spoor, maar kende ook parallel aan de weg lopende andere sporen (passeerstroken). In hellingen kon ook een strook zijn voor het stijgend en een voor het dalend verkeer. Een spoor aan de voet van de Maasdal hellingen, een spoor door het dal en een spoor in de helling of op de helling etc. Voor iedere soort gebruiker een eigen spoor. De restanten van dit vroege stelsel van “sporen” evalueren later tot de wegen, stegen en “gatsen” in de dorpen. En van daar uit weer toegangen naar velden en weidegebieden. Langs die wegen werden weer huizen gebouwd zodat het dorp steeds groter werd.
Foto: De Grote straat met de oude St Martinuskerk in Urmond (Uit collectie Streekmuseum Elsloo) Meer foto's Oud-Urmond ⇢
De “Oude weg “ is dus door middel van het maken van de ene ”bypass” naast de andere, in fases naar het oosten geschoven. Later (rond 1300) als de handel tussen de steden op gang komt, ontstaat de behoefte aan betere wegen ook voor kar en paard. De “Oude weg” kan hier niet aan voldoen en betekent vaak een omweg.
Inmiddels is het oerwoud op de plateau’s vrijwel geheel verdwenen en gereduceerd tot bossen tegen de steilste hellingen en vormt aldus voor de reizigers geen belemmering meer. De ontginningen overschreden de landweren en deze bleven zonder functie achter waardoor ze bij uitstek geschikt waren om een nieuwe doorgaande weg over aan te leggen. Temeer omdat deze nagenoeg op één lijn lagen met die van de buurdorpen (waar zich hetzelfde proces had afgespeeld). Waar geen directe aansluiting bestond werden koppelingen tussen de voormalige landweren aangebracht. Op deze wijze ontstond de Gemeyn Heirstraat, die liep van Maastricht naar Roermond.
Afbeelding:
Op deze kaart ziet men dat de “Oude weg” tussen Itteren en Stein al niet meer is weergegeven. Wel ziet men een nieuw stuk welk bij Elsloo weer aansluit op de “Oude weg”. Dit is een bypass vanaf Maastricht over Bunde over de Maasdalrand (Kasen/Moorveld) en dan via de Eykskensweg en Lindebergstraat (de oude naam is overigens Trichterweg !) naar de kern Elsloo om daar weer op de “Oude weg” naar Stein en verder aan te sluiten.
Een nieuwe “bypass” zal later ontstaan als men de Eykskensweg aansluit op de Holstraat en via de Dries in Catsop ten oosten van het dorp Elsloo, Stein, Urmond en Obbicht naar Susteren gaat lopen. Dit is de “Gemeyn Heirstraat”
De Gemeyn Heirstraat begon in Meerssen als aftakking van de weg van Maastricht naar Sittard (en Tuddern). Deze liep over Ulestraten naar Kelmond en zuidelijk van Beek en Neerbeek over Geleen naar Sittard.
Afbeelding:
De Gemeyn Heirstraat vanaf het gehucht Snijdersberg tot in Elsloo. De groen gekleurde weg is de Trichterweg (nu Lindebergstraat) die in een eerder stadium de Heirstraat verbond met de “Oude weg” in Elsloo. De blauwe weg is de oude Valkenburgerweg (nu Horsterweg), de weg naar Valkenburg.
Voetnoot Guus Peters:
In dit hoofdstuk geven we weer hoe wij over de ontwikkeling van het wegenstelsel denken. Er zijn geen schriftelijke bronnen die dit kunnen bevestigen en er is ook geen archeologisch bewijs. Deze visie komt voort uit de conclusie die wij hebben getrokken na een breed, uitgebreid onderzoek naar het wegenstelsel en de ontginningsfasen in ons gebied.