Deel 6: De grenzen
Mogelijk is de “Oude weg” ook bepalend geweest voor de grenzen. Ook die moeten ooit een uitgangspunt hebben gehad. We kunnen ons voorstellen dat dienaren van de koning of aanvoerder van een groep de weg gevolgd hebben en stukken van het Maasdal aan de onder hen staande hoofdmannen (edelen) van groepen Franken (de sibbe) toebedeeld hebben. Waarschijnlijk zijn punten waar beekjes of droogdalen* de weg kruisten als vertrekpunten voor de grenzen gebruikt. In het dal was de rivier of takken van de rivier de grens. Pas naderhand zijn de grenzen op het plateau (toen oerwoud*) definitief vastgesteld.
* Hier staat opzettelijk "oerwoud" in plaats van "bos" omdat dit bos volledig natuurlijk is, dus niet aangeplant door mensen, zoals de meeste Nederlandse bossen die wij kennen. De soorten die er groeien, en de plek waar ze staan, is volledig door de natuur zelf bepaald. De bomen kunnen krom zijn en scheef, dik en dun, gezond en ziek, oud en jong, hangen vol met lianen van bosrank en waren vaak ondoordringbaar en strekten zich over grote aaneengesloten gebieden uit.
In Elsloo zien we die grenzen ook over de hoogste punten van de heuvelrug achter het dorp. Het zou als volgt kunnen zijn gegaan: “De beek (vanaf de weg) westwaarts volgend tot de rivier, dan de rivier volgend tot aan een of ander herkenningspunt en vandaar terug tot waar een droogdal de weg kruist, vandaar het dal naar het oosten tot een punt waar men een paal of steen plaatste, vandaar naar een bepaalde boom etc.
De grens tussen Elsloo en de heide volgde de oude veldweg de Elserheggen, die liep van waar nu het Dorine Verschurelein ligt naar het Meldert en liep over een hoogte die enerzijds afdaalde naar de Driekuilenweg en anderzijds naar de Steinderweg.
Uit de groep bouwden de vrije mannen hun hoeven langs de “Oude weg”, op de gunstigste plaatsen en op grote percelen. De halfvrijen c.q. halfslaven (ook wel "laten" genoemd) en ambachtslieden bouwden hun kleine woningen in de dorpskern.
Daartussen lagen de huisjes van de onvrijen (de slaven). In een grote dominante hoeve (vaak de kern van een later kasteel) woonde de aanvoerder/edele (de latere kasteelheer) waaraan de beschikking over het hele domein was toebedeeld als dank voor bewezen diensten aan zijn koning.
Uit het domein (dat grotendeels uit woeste gronden en bos bestond) werden vervolgens door de aanvoerder/edele gedeelten afgesplitst die hij op zijn beurt weer uitgaf aan de aan hem ondergeschikte edelen. Die lagere edelen bouwden vervolgens op hun toegewezen deel een grote laathof (zoals de hof in Catsop). Rond deze laathof kwamen de toegewezen "laten" (halfslaven) te wonen in kleine boerderijtjes. Op deze wijze ontstond dan een nieuw gehucht.
Het Hofstelsel (Bron: Wikipedia)
Het hofstelsel, domaniaal systeem, mansus-systeem of domeinstelsel is een in de Vroege Middeleeuwen ontstane wijze van exploitatie van landgoederen (hoven, domeinen) op basis van het tweeledig domein. Onder de Duitse term Grundherrschaft worden zowel het hofstelsel als de heerlijkheid begrepen.
Een landgoed of domein werd georganiseerd rond een centrale hof (een curtis of vroonhof). Daaromheen lagen de boerderijen (mansus) van de horige boeren (laten). Elke boer had een stuk 'eigen' grond, een mansus met een standaardoppervlakte van tien à vijftien hectare, hoeve genaamd. Het tweeledig domein bestond uit het terra indominicata, het saalland dat voor de eigen exploitatie van de heer was, en het terra mansionaria, het hoevenland dat uitgegeven was aan de horige boeren. Daarnaast moesten ze ook als herendienst het aan de centrale hof toebehorende land bewerken.
Horigen en horigheid - Afbeelding uit Les Très Riches Heures du duc de Berry, 15e eeuw (Bron: historiek.net Publiek Domein - wiki)
Een andere vorm van herendienst was het op gezette tijden leveren van bepaalde goederen uit de productie van het eigen land. Ook moesten de horigen diverse werkzaamheden doen, zoals het uitvoeren van reparaties aan wegen, gebouwen en hekwerken, het leveren van geweven stoffen, enzovoort. Op deze wijze kon de grootgrondbezitter bij het ontbreken van handel toch in al zijn behoeften voorzien (autarkie). De horigen (laten) vielen onder de jurisdictie van een eigen rechtbank van de curtis, het laatgerecht of hofgericht.
Sibbe
(Duits Sippe, Oudhoogduits sippia, Oudnoords sifjar, afgeleid van de godin Sif - of omgekeerd), is een van oorsprong oud-Germaanse term voor 'gezamenlijke verwanten. In de oud-Germaanse vorm was het een benaming voor een grootfamilie (zie ook: clan) met gemeenschappelijke, zo nodig gefingeerde, afkomst en een belangrijke religieuze, economische en politieke functie. De Sibbe is daarmee een vaag begrip voor het geheel van bloedverwantschap van een persoon in opgaande- en aflopende lijn, inclusief de derde- en vierdegraadsfamilie, hun echtgenotes en nageslacht. De Sibbe speelde een belangrijke rol in de Germaanse gemeenschap. Hierop werd de verdeling van akkerbouwland gebaseerd, het gemeenschappelijk gebruik van de meent (woeste gronden) en de kolonisatie van nieuwe gebieden. http://nl.wikipedia.org/wiki/Sibbe_(Germanen)
Samenvatting
Tijdens onze zoektocht naar de oudste wegen in de dorpen tussen Maas en Graetheide, kwamen we op de overstromingsgrens van de Maas restanten tegen van wat ooit doorgaande wegen waren. Waar de aansluiting verloren gaat, komt men de Maas tegen, waartegen ze dood lopen. Het werd ons duidelijk dat we de Maas moesten "weg denken" om het vervolg van de oude wegen te vinden. Als we dat doen kunnen we het oude tracé, op basis van aanname, toch grotendeels reconstrueren. Koppelen we hier vervolgens de archeologische vondsten in de omgeving aan, dan versterkt dit het vermoeden van het oorspronkelijke verloop van de wegen.
Op deze manier vonden we de “Oude weg” die we konden volgen vanaf Bunde tot Obbicht. Ook onderkenden we afsplitsingen naar het oosten en westen. Met name Geulle was een belangrijk kruispunt van de “Oude weg” met een (al in de Romeinse tijd bestaande weg) vanaf Rekem via Beek naar Tudderen. Vanuit Stein liep via het Keerend een belangrijke weg naar Beek en vond hier aansluiting op andere wegen.