Skip to main content

Historie

In de 90-er jaren heb ik in het Elsloose huis-aan-huis blad “de Wegwijzer” een serie gepubliceerd die ik “Over velden en wegen” noemde. In deze serie trachtte ik niet alleen toponiemen (lokale benamingen) te verklaren, maar ook de ontwikkeling tot heden met betrekking tot de wegen en velden rond Elsloo.

Deze serie is blijkbaar veel mensen in het geheugen gebleven, ook bij de redactie van elsloo.info. Zij vroegen mij of ik de serie niet opnieuw wilde publiceren op hun website. Hierin heb ik toe gestemd, alleen is de opzet iets anders.

Ik wil in de nieuwe rubriek niet alleen velden en wegen behandelen maar ook andere onderwerpen zoals de achtergronden van families, huizen, verenigingen  enz. maar zeker ook vragen van lezers over wat wij  “Aelserlogie” (alles aangaande Elsloo) noemen.

Het doel van deze rubriek is om de huidige generatie door meer te informeren over het verleden het besef bij te brengen dat het heden in de toekomst ook ooit als verleden de basis van het  heden zal zijn. Wij dragen aldus een grote verantwoording voor het heden van de volgende generaties.
Deze gedachten vormen de basis voor de in dit kader geplaatste rubrieken op elsloo.info. Met andere woorden: hoe is het zo gekomen en hoe zal het verder gaan?


Guus Peters
Streekhistoricus, Publicist en Gids

Deel 29: Het Mergelakker.


Het Mergelakker

In de archieven is “Het Mergelakker” de naam van het gebied welk begrensd wordt door: de Stationsstraat-west, de Spoor en Veestraat, het Kempken, de Catsopper en Heirstraat. De naam beslaat dus een vrij groot gebied (zonder verdere deelbenamingen). We denken dat de naam Mergelakker te maken heeft met het bemesten van de akkers met mergel. Vaak werd bij de verpachting van akkers de verplichting opgelegd om deze jaarlijks te bemergelen. Vóór de uitvinding van de kunstmest, was men namelijk op stalmest aangewezen. Als aanvullende meststof werd mergel (kalk) gebruikt welke over de Maas werd aangevoerd (in Elsloo zit overigens geen mergel in de ondergrond). De naam kan dus afkomstig zijn van de beschreven verplichting, dus de akker die bemergeld moet worden.

Het hele “Mergelakker in 1950. Nu geheel dichtgebouwd.

Het hele “Mergelakker" in 1950. Nu geheel dichtgebouwd.

De weg over “het Mergelakker”
Midden over het Mergelakker liep er een veldweg die begon aan “Het Heilig Hart” deels de huidige Mgr Kerckhofstraat volgde en over de spoorlijn heen naar het Kempken voerde. De huidige weg “Mergelakker” volgt ook ongeveer het verloop van de oude veldweg. Langs deze weg lagen enkele huizen, die nog te herkennen zijn tussen de nieuwbouw.  In oorsprong was de veldweg een ontginningsweg vanuit Catsop. Later wordt deze naar het Heilig Hart toe verlengd en wordt hierdoor een verbindingsweg met Catsop. Maar niet alleen met Catsop.  Waar nu het voetbalterrein ligt, liep een voetpad naar de Veestraat. Het verlengde hiervan was de veldweg die nu nog over de (nog te behandelen) Heuvel gaat. Dit was de kortste route naar Beek voor voetgangers.

Het Mergelakker in 1803. Duidelijk is het voetpad te zien dat via het mergelakker over de Heuvel naar Beek liep.

Het Mergelakker in 1803.
Duidelijk is het voetpad te zien dat via het mergelakker over de Heuvel naar Beek liep.

Een melaatsenhuisje
In de archieven uit de 16e eeuw treffen wij de vermeldingen aan van een “Melaeten-huysken”. Waar dit precies stond weten we niet, wel dat het ergens aan de toenmalige Veestraat (dus inclusief de Spoorstraat) heeft gestaan. Het bestaan van dit huisje wijst erop dat deze besmettelijke ziekte, die we alleen nog van TV in verre landen, kennen ook hier geheerst heeft. Iemand die getroffen werd moest uit het dorp verdwijnen. De melaatsen woonden alleen of met meerderen geïsoleerd van de rest van het dorp. Eigenlijk werd men op deze wijze levend begraven. Dit melaatsenhuisje komen we in 1514 tegen als “blockhuys” waarbij ook een tuin hoorde de “blockhuishof”. Blokhuis betekent overigens gevangenis, het lijkt ons niet waarschijnlijk dat men midden in het veld een aparte gevangenis bouwde. Melaatsheid zag men misschien als een straf, mogelijk daarom “blockhuys”.

Het Mergelakker nu.

Het Mergelakker anno 2010 (Foto Guus Peters)

De vlootgraaf
Over het Mergelakker liep er verder een belangrijke afvoer van het hemelwater, de Vlootgraaf die we ook als de Daal (Ghen Dael)  tegenkomen. Dit was een gegraven afvoer door een ondiep natuurlijk dal. De vlootgraaf begon aan de Gellik en ontving hier het water vanuit het Seeckendaal, vervolgens liep hij in de richting van de Rabobank aan de Stationsstraat. Volgens de overlevering heette het grote weiland waar nu o.a. de Rabobank op staat ook “de Vlootgraaf” maar werd ook “ut Kuulke” genoemd. Nu is de laagte helemaal opgevuld. Bij hevige regenval stroomde het water vanuit de weide onder een bruggetje in de Stationsstraat door en verder via De Vischerspoel naar de Drie Kuilen (zie eerder beschrijving van deze velden). Volgens de overlevering kon op deze plaats in de laagtes aan beide zijden van de Stationsstraat het water lang blijven staan. Dit vanwege in de ondergrond aanwezige kleilagen. Deze gegraven vloedgraaf bestond overigens al in 1788 niet meer. Dan is er al sprake van “den gewesen vloetgraef”.

Afbeelding: De spoorlijn midden door het Mergelakker. Door de aanleg van de spoorlijn werd ook de natuurlijke afvoer van het hemelwater geblokkeerd.  Het afvoersysteem langs het spoor heeft de afvoer overgenomen. Het verloop van deze afvoer werd in 2004 pijnlijk duidelijk door een breuk in een kerosineleiding.
Beeld van de afgravingen langs het spoor na een kerosine lekkage in 2004. Veroorzaakt door een hoogspanningsmast die omviel op een kerosineleiding, na een felle uitslaande brand in een palletfabriek op hetzelfde perceel. (Foto Guus Peters)

Het kempken
De begrenzing van het Mergelakker in het zuiden bij Catsop wordt gevormd door  “het Kempken”. Deze weg loopt vanaf de Daalstraat naar de Catsopperstraat. Nu doorkruist de straat “Mergelakker”het Kempken. Voorheen vormde ze er een T-splitsing mee. “Het Kempken” komt in de archieven ook voor als de gats of weg naar het Lindeberg.  De naam Kempke(n) verwijst naar een verkleinwoord voor Kamp. Een kamp was in de regel een groter apart omheind gebied waar o.a. groenten werden geteeld. In Catsop heeft ook een dergelijke grote kamp gelegen, dat we later nog zullen behandelen. Hier was ook sprake van een kamp maar dan in een kleinere vorm. Namelijk “den Camp van de hof tot Catsop” (1695).
We nemen aan dat het Kempke (1695, “ Opt kemken “) hier zijn naam aan dankt.                                                       

De Hofweide
Tussen de straat “op de Dries” en het Kempken lag en ligt een weidegebied. Dit was de huisweide van de hof van Catsop en daarom “de Hofweide” genaamd.

De Gebranden Hof
Tegenover de Gellik op de hoek van de Daalstraat met het Kempken lag er een weiland welk “de Gebranden hof” werd genoemd. Waarschijnlijk heeft hier ooit een boerderij gestaan, die afbrandde maar niet meer herbouwd werd.

Afbeelding: Ut Kempke en de Hofweide in 1845. Langs het Kempke ziet men vanaf de Daalstraat een uiterst smal perceel gaan. We zijn beschrijvingen tegengekomen waarin het Kempke door de Gebranden Hof gaat. Men ziet ook de aansluiting in de kadastrale lijnen. De aanduiding hof geeft meer weer dan een standaard boerderij. Misschien heeft hier een grotere hoeve gelegen of zelfs mogelijk  een voorganger van de huidige Catsopperhof.

De Gats op
Vanaf het punt waar het Kempken uitkomt in de Catsopperstraat heeft er ooit, in een boog, een gats (steeg) achter de huizen van “op de Dries” gelopen. Deze mondde uit naast de hof van Catsop uit in de straat “op de Dries” en fungeerde als afkorting tussen de Catsopperstraat en het Einde. Het is deze gats waaruit de naam Catsop ooit verklaard werd als zijnde afkomstig van “de gats op”.

Catsop in 1910.

Catsop in 1910.
Duidelijk is een (dan doodlopend restant) van de “Gats op” te zien.

 

  • Laatste update op .

Deel 30: De Heuvel.

De Heuvel
Tussen het Seeckendaal en de spoorlijn en tussen Beek en de Veestraat ligt een hoogte (105 m) welk in totaal “de Heuvel” heet. Midden over de Heuvel loopt de grens tussen Elsloo en Beek. De herkomst van de naam is duidelijk, de hoogte is een van de eerste heuvels van Zuid-Limburg. Hier gaat het Graetheideplateau over naar het plateau van Schimmert, waarvan “onze” heuvel een afgescheiden onderdeel is.

Het is bijna niet voor te stellen, maar miljoenen jaren geleden is de Heuvel ooit ontstaan als eiland in een oermaas. Diezelfde oermaas heeft ook onze Heuvel opgebouwd uit kiezel en zand. Later raakte hij in de laatste ijstijd  bedekt met een laag löss.  De lösslaag is overigens niet overal even dik en is ook hier en daar afgespoeld. Dit heeft met gevolg dat er op de Heuvel (en op meer plaatsen rond Catsop) hier en daar kiezel of zandlagen aan de oppervlakte komen.

De Heuvel 1950

Soms gebruikt men in de archieven voor de percelen op de Heuvel ook de naam “Heuvelsveld”, maar meestal wordt er onderscheid gemaakt tussen “Op en Onder de Heuvel”. “Op de Heuvel” zijn eigenlijk de percelen die achter en naast het bosje op de top van de heuvel liggen. “Onder de Heuvel”  is het vlakkere terrein tot aan de Veestraat en langs de spoorlijn tot aan de grenzen met Beek. De spoorlijn vormt nu de grens maar voor de aanleg hiervan liep het veld “Onder de Heuvel” door tot aan de Schutterskampweg en langs de huidige Spoorstraat (zie ook de eerdere beschrijving van de Schutterskamp). Het was dus een vrij groot veld. Verder komen we nog percelen tegen die aan of langs de Heuvel liggen. Deze liggen dan aan het Seeckendaal.  In de heuvel aan de zijde van de Veestraat ligt een graft. Dit is de Heuvelsgraft. Verder liggen er nog enkele mooie graften in de hellingen van de heuvel langs het Seeckendaal.

Graften op “de Heuvel” aan de grens met Beek. Hier lagen oorspronkelijk drie graften boven elkaar. Nu zijn er nog twee over. De steilte onder de twee graften was ooit de derde graft

Afbeelding: Graften op “de Heuvel” aan de grens met Beek. Hier lagen oorspronkelijk drie graften boven elkaar. Nu zijn er nog twee over. De steilte onder de twee graften was ooit de derde graft. (Foto Guus Peters)

Een graft is een begroeide steilte in een helling. Ze zijn ontstaan als ontginningsgrens met een bos. Later gaat men ook het bovenliggende bos rooien en vermoedelijk stapelde men vervolgens de stronken etc. op langs de begrenzing. De achterliggende grond vulde ten slotte door afspoeling of door mensenhand de leemtes tussen de bovenkant van de stapel en de natuurlijke glooiing van de helling . Zo werden hoogteverschillen opgevangen en ontstonden massieve rechte barrières tegen afspoeling van de steile hellingen. Deze graften werden beplant en werden regelmatig gekapt voor het hakhout. Ook zijn deze mini bosjes de (schaarse) schuilplaatsen bij uitstek voor het in de velden levend wild.

Aan de Quaden Hond
Aangezien de Heuvel tussen de woonkernen van Beek, Elsloo en Catsop ligt, is het logisch dat de kortste weg naar Beek over de Heuvel liep. Voor karren lag dat vanwege het nemen van de hellingen anders, die zochten hun weg in eerste instantie door het Seeckendaal (pas later gaat men via de huidige Stationsstraat naar Beek).

Het voetpad (nu veldweg) over de Heuvel naar Beek. Onderaan de Veestraat bij de huizen ligt het punt  “Aan den Quaden Hond”.

Afbeelding: Het voetpad (nu veldweg) over de Heuvel naar Beek. Onderaan de Veestraat bij de huizen ligt het punt  “Aan den Quaden Hond”. (Foto Guus Peters)

Voor voetgangers liep er dan ook over de Heuvel vanuit het Mergelakker een voetpad over de Heuvel naar Beek. Het begin van dit voetpad/veldweg welk begon aan de (Catsopper)veestraat heette: “Aan de Quaden Hond”. Quad betekent niet alleen kwaad maar ook slecht. Natuurlijk kan dit slaan op een valse hond die zich hier heeft opgehouden, maar het zou vreemd zijn als het punt naar iets tijdelijks als een hond vernoemd zou zijn. Mogelijk slaat dit op een slecht stuk land.

De Heuvel in 1803.

Afbeelding: De Heuvel in 1803.
Goed kan men het voetpad over de Heuvel naar Beek zien. De hele top van de Heuvel is omgeven met graften. Het valt op dat er geen bebossing op de top is (of deze is niet ingetekend). Ook ziet men een afkorting tussen het punt wat nu de spoorovergang naar Beek is en de latere Rijksweg naar Maastricht. De lijn dwars over de Heuvel in het midden is de grens tussen Beek en Elsloo. Men ziet ook dat de drie graften boven elkaar in het Seeckendaal bij de grens stoppen. Dit wijst op het onafhankelijk ontginnen van de Heuvel door Elsloo en Beek. Dit betekend overigens ook dat de  grens er al lag voordat de Heuvel ontgonnen werd.

De Koksheuvel
De Koksheuvel was een klein heuveltje dat aan de Schuttersstraat langs het spoor ligt. Langs de hele spoorlijn in Elsloo komen dergelijke grondophopingen voor.  Ze zijn ontstaan door grondstortingen tijdens de aanleg van de spoorlijn (en latere verdubbeling van het spoor). Volgens de overlevering is Koks de achternaam van een leidinggevende tijdens de aanleg c.q. uitbreiding. Op de hoek van de Veestraat / Schuttersstraat heeft volgens de overlevering ook een dergelijke heuvel gelegen. Deze zou zijn afgegraven om er de stenen van de oude pastorie (1883) bij de St. Augustinuskerk van te bakken. Ook aan de overkant van de overweg voor voetgangers lag een dergelijke heuvel (waarvan nu nog een restant van over is).

De Knup
Op de Knup (1563 Knijp) is de naam van het bosje op de top van de Heuvel. Knup of knip is dialect en betekend bobbel. Deze bobbel slaat dan niet alleen op het bosje maar op de hele top van de Heuvel. Het is dus min of meer een alternatieve naam voor “Op de Heuvel” en wordt ook vaak voor de hele Heuvel gebruikt (“Ich gaon de Knup op”)

Afbeelding: Hoewel het bosje op de Knup relatief klein is, is het toch beeldbepalend voor het landschap rond Catsop. Van alle kanten toornt het als een kroon boven het mooie gehucht uit. (Foto Guus Peters)

De overigens nauwkeurige Tranchotkaart geeft hier echter geen bos aan, wat echter ook weer niet wil zeggen dat hier vroeger nooit bos is geweest. Vermoedelijk is dit altijd een slecht stuk grond (kiezel) geweest,  begroeit met hakhout of bebost. Het is het goed mogelijk dat het  rond 1800  is gekapt en later weer aangeplant. In het bosje is ook beperkt kiezel gedolven. Deze werd gebruikt voor het verharden van de veldwegen in de omgeving.

Afbeelding: Op den Heuvel 1815.
Duidelijk is het bosje “de Knup” te herkennen als een apart onregelmatig perceel. Een vorm die we nergens anders tegengekomen. Het lijkt erop dat het als een onvruchtbaar terrein terzijde is blijven liggen. Links naast het bosje herkent men de Heuvelsgraaf op de kaart. De Knup was, evenals het grote omringend perceel, kasteelbezit.

  • Laatste update op .

Deel 31: Aan de Gellik.

“Aan de Gellik” is de weg welk vanuit de Daalstraat vertrekt naar het Seeckendaal. De aanduiding Gellik komen we in de archieven ook tegen als “Gelleck”en “Gellijck”. Letterlijk zou de betekenis uitgelegd kunnen worden als gelijk, effen. Zowel de Daalstraat als de Heuvel lopen af naar de Gellik. Men zou dit punt kunnen uitleggen als op het gelijk (vlakke veld) komen en hieruit de naam herleiden. Bij deze uitleg moeten we wel opmerken dat als de naam werkelijk van gelijk zou komen, het niet DE maar HET Gellik moet zijn. Aan deze uitleg klopt dus iets niet. Zelf denken we dat Gellik nog iets anders betekend kan hebben.

De straat  “Aan de Gellik” (Foto Guus Peters)

Op kadasterkaarten kunnen we zien dat er naast de straat  “Aan de Gellik”  aan de zijde van de Heuvel zich een apart gebied aftekent.  Men kan hier een boogvormige kadasterlijn onderscheiden, welke begint in de Veestraat (bij het electriciteitshuisje) en eindigt in de bocht in de straat “Aan de Gellik”. De percelen die op de Heuvel liggen houden rekening met deze lijn.  Dit wijst erop dat deze lijn al bestond voordat het gebied werd verkaveld.

De Gellik in 1815

De Gellik in 1815. Het gebied tekent zich duidelijk af en heeft geen binding met de omringende kavels. Wel wordt het duidelijk afgebakend door enerzijds de straat en anderszijds een boogvormige lijn. Zowel langs de straat, langs de kadastrale lijn als in het Seeckendaal  zijn bomen ingetekend die mede het gebied afbakenen. Mogelijk stonden die langs afvoersloten voor het water die tevens het terrein ertussen in moesten ontwateren.

In de archieven maakt men onderscheidt tussen een grote en kleine Gellik.  We vermoeden dat de scherpe begrenzing van de Gellik te maken heeft met de afvoer van het hemelwater vanuit het Seeckendaal of zelfs stromend water heeft gekend. Vanaf de Gellik zocht het water vervolgens zijn weg via “de Dael” over het mergelakker. Deze afvoer bestond waarschijnlijk uit twee takken waarvan mogelijk een de Grote Gellik en de andere de Kleine Gellik kan zijn geweest. Vanuit deze redenatie vragen we ons af of het woord gellik niet een oude, niet meer bekende, aanduiding voor een afvoersloot kan zijn geweest. Uiteindelijk wordt het gebied tussen beide waterafvoeren Gellik genoemd en de straat er langs “Aan de Gellik”. Dit zou dan ook de verklaring zijn waarom we in de archieven percelen tegenkomen die “aan” en percelen die  “op” de Gellik liggen.

Het gebied de Gellik kan in vroeger tijden drassig zijn geweest en werd daarom pas laat apart verkaveld. Ook kan het, samenhangend met de drassigheid, gediend hebben als een gezamenlijke huisweide voor het vee (zoals we al eerder beschreven onder Groene Graaf). De straat zelf was de toegang naar het Seeckendaal. Via het Seeckendaal heeft tot ca 1800  de belangrijkste weg naar Beek gelopen voor vrachtverkeer (voetgangers gingen over de Heuvel) .  Vanuit Elsloo volgde men dan de  Elserveeweg (nu Stationsstraat-west), vervolgens de Catsopperveestraat om dan via de Gellik naar Beek te gaan. Vanuit Catsop volgde men de Daalstraat en dan de Gellik. Het verkeer vanuit Beek volgde uiteraard omgekeerd dezelfde weg. De benadering van de Gellik vanuit Elsloo en Catsop zijn de oorsprong van de splitsing die nu nog bestaat aan het begin van “Aan de Gellik”.

De Gellik, de Daalstraat en de Catsopperveestraat in 1950

De Gellik, de Daalstraat en de Catsopperveestraat in 1950. Goed zijn de hoge bomen nog te zien die tot de jaren 70 stonden in de driehoek aan het begin van “Aan de Gellik”.

Hoewel we daar geen concrete bewijzen voor hebben, zou het ons niet verbazen als op de Gellik ook ooit een waterplaats of drinkpoel heeft gekend. Dit  mede omdat er vanuit het Seeckendaal nu nog een zwakke beek stroomt, die verder via het riool afwatert. Deze beek is niet zo heel oud, pas in de jaren 70 is deze weer op gang gekomen. Toch moet deze al eerder gestroomd hebben. In het Seeckendaal komen we de, nog te behandelen, benaming “ut Putje” tegen. Put is een oud woord voor bron, hetgeen we al eerder tegenkwamen bij het Terhagerpötje.  Het is goed mogelijk dat het water van het Putje op de Gellik verzameld werden van hieruit zijn weg zocht over het Mergelakker. Een sterke beek zal het niet geweest zijn, we zijn ze in ieder geval nergens in de archieven vanaf 1500 tegengekomen en ze had in ieder geval geen aparte naam.  Mogelijk voerde ze maar tijdelijk water of ze voerde zo weinig water dat ze niet ver doorstroomde. De Gellik zou het eindpunt van de beek geweest kunnen zijn of misschien de Visserspoel in het Elserveld.  Ook de vermelding  van een voormalige vlootgraaf kan erop duiden dat de beek op een gegeven moment geen water meer voerde. Was de vlootgraaf namelijk alleen voor hemelwater gegraven, dan had men hem toch open moeten laten. Het hemelwater komt tenslotte altijd weer terug.

De Gellik in 1982. Door een opvangbekken in het Seeckendaal en de riolering is de waterafvoerfunctie van de Gellik verdwenen en raakt het gebied stilaan aan geheel bebouwd.

De Daalstraat
Vanaf de kapel in Catsop loopt de Daalstraat hellend naar “de Gellik”. In het afdalen van de helling in de straat kan men de naamsherleiding zoeken in de betekenis van “de straat die afdaalt” maar ook in de bestemming namelijk naar het punt waar “den Dael” over het  Mergelakker begon. De Daalstraat was in eerste instantie de vebinding met de Catsopperveestraat (en via deze met de heide), het Mergelakker, de Gellik ( en via het Seeckendaal met Beek) en de velden op de Heuvel. In latere tijden krijgt de Daalstraat ook een functie als doorgaande weg. Hierover later meer.

De Daalstraat in 1845. Duidelijk is de oudste bebouwing te zien . Men kan goed zien dat de boerderijen aan de kant van de hof op percelen liggen die samen een blok vormen. Waarschijnlijk is deze blok afgesplitst van de hof van Catsop. Aan de overkant is de samenhang minder duidelijk en zijn de percelen meer gesplitst. Dit duidt op oudere bebouwing van de straat. Ook de Catsopperhof is goed te zien met ernaast een grote drinkpoel.

De splitsing Daalstraat, Gellik en Veestraat.

De splitsing Daalstraat, Gellik en Veestraat. (Foto Guus Peters)


De Catsopperveestraat
Deze weg begint aan de Gellik en liep door tot aan de Elserveeweg (Stationsstraat-west). De huidige Spoorstraat was dus een onderdeel van deze weg. Over de Catsopperveestraat werd het vee vanuit Catsop naar de Graetheide gedreven.

De Catsopperveestraat in 1910.

De Catsopperveestraat in 1910

Afbeelding boven: De Catsopperveestraat in 1910. Op de Gellik ligt dan maar een huis en langs de Veestraat  twee. Eentje eenzaam in het veld en het tweede op de hoek met de Elserveeweg. Dit laatste  is nu afgebroken er staat nu een drogisterij. Nu is gebied rond de Gellik helemaal volgebouwd. Aangezien rond het begin van de Gellik aan een kant verschillende leden van de familie Dols wonen en aan de andere kant (richting Daalstraat) van de familie Knoben, spreken de Catsoppenaeren ook wel van de “Dolshoek” en de “Knobenhoek”..

  • Laatste update op .

Deel 32: Catsop.

Catsop 1950.

Catsop 1950

Catsop is van oudsher een gehucht van Elsloo. Alles wijst erop dat Catsop ook vanuit Elsloo is gesticht. Het gehucht vertoont de typische kenmerken van een middeleeuwse ontginnings-nederzetting namelijk een grote laathof ( de hof van Catsop) met boerderijen langs oude doorgaande wegen. De diverse  namen van de velden rond Catsop duiden op de ontginning van woeste gronden. Deze namen hebben vaak betrekking op bossen en op de bossen opvolgende weidegebieden. De vroegst bekende vermelding van Catsop dateert uit 1367. Catsop is echter ouder, althans de naam Catsop. Net als bij Terhagen denken we namelijk dat de naam Catsop ouder is dan het gehucht zelf. Catsop is o.i. afkomstig van een samentrekking van de middeleeuwse woorden “cateile” en “tsop of cop”. Cateile betekend vee (dit woord bestaat nog in het Engels voor vee namelijk catle). Het tsop of scop betekend: hoogte, top van een berg of heuvel e.d. De naam Catsop kan dus van “veehoogte” komen. Een ten opzichte van Elsloo hoger gelegen weidegebied.  

De herleiding van “veehoogte”  menen we als volgt te kunnen verklaren. Voor het jaar 1000 was de veeteelt veel belangrijker dan de akkerbouw. Ook toen de akkerbouw steeds meer in belang toenam bleef de veeteelt van groot belang. Men had de mest namelijk nodig t.b.v. de bemesting van de akkers. Daarom ontkwam men er niet aan om grote gebieden als weide-gebied te reserveren.  Dit waren in eerste instantie de beemden en de reeds ontboste gebieden die gebruikt werden als veeweide. Dit aanvankelijk onbewoond weidegebied kan al Catsop hebben geheten voordat er ook maar een huis  stond. We gaan er vanuit dat Catsop in oorsprong een weidegebied van het oude Elsloo was, te bereiken via de Kaakstraat en vervolgens de Catsopperstraat.

De Catsopperstraat.

De Catsopperstraat (Foto Guus Peters)

In de loop van de tijd werden steeds meer ruwe weiden (grausen) vrijgegeven  voor omzetting in akkers. Dit kon echter niet zonder meer. Voor de nieuwe akkers, had men mest nodig. Daarom moest men als men van weidegronden akkers ging maken ook naar verhouding bos ontginnen voor weidegebieden. De ontginningen konden echter niet onbeperkt doorgaan. Op een gegeven moment liep men tegen grenzen aan. Er diende namelijk een verhouding tussen de oppervlakte aan akkerland en weidegebieden te bestaan (die kon overigens per grondsoort verschillen). De verhoudingen in Elsloo zijn ons niet bekend. Maar die was zeker niet een op een. Men moet hierbij denken dat men als weidegebied meervouden van de oppervlakte aan akkers nodig had.  

Men kon dus pas verder gaan met de ontginningen als men vervangende weidegebieden en aanvullende voor de nieuwe akkers kreeg. Dit probleem werd waarschijnlijk opgelost door het ontstaan van de Graetheide. Dit was namelijk tot in de 13e eeuw het Graetbos. Toen dit bos gekapt was, ontstond er een groot nieuw weidegebied en kon men de ontginningen afronden. Ook zullen in die tijd de veedriften naar de heide toe ontstaan zijn. Zoals we eerder zagen, de Elserveeweg en de Catsopperveestraat. Hoe en wanneer de ontginningen precies zijn uitgevoerd, zal echter wel nooit meer te achterhalen zijn. Men spreekt hier over een proces van eeuwen. Tevens zijn er niet steeds nieuwe gebieden ontgonnen. Wel zijn nog heel wat gegevens over dit proces te achterhalen o.a. door het bestuderen van de samenhang in de kadastrale lijnen op de oudste kaarten. Later zullen we hierop terugkomen.

De hof van Catsop
De oudste nederzettingen, zoals Elsloo, ontstonden op de meest gunstige plaatsen nl. de rivier en beekdalen. Hier was stromend water, liepen de wegen, lagen de hooilanden, de weiden, de akkers en de bossen kort bij elkaar.  Rond het jaar 1000 kwamen de minder gunstig gelegen maar nog redelijk vruchtbare terreinen aan bod. Die werden dan op grote schaal ontgonnen langs de wegen werden de boerderijen gesticht. We kunnen aannemen dat deze ontwik-keling ook aan het ontstaan van Catsop maar ook aan de andere gehuchten van Elsloo ( de een wat vroeger, de ander later) ten grondslag heeft gelegen.

De hof van Catsop.

De hof van Catsop (Foto Guus Peters)

De ontginningen rond Catsop werden dus niet ten behoeve van boerderijen in Elsloo uitgevoerd, de akkers lagen hiervoor ook te ver weg. De laat of wenhof van Catsop was het centrum van de ontginningen. Hij werd mogelijk oorspronkelijk gesticht als een kalverhof, een veeboerderij  later wordt het een akkerbouwbedrijf. We vermoeden dat ongeveer het hele Mergelakker tot het grondgebied van de hof heeft behoord. De laathof was leenplichtig aan de Heer van Elsloo en een zelfstandige administratieve eenheid. De vertegenwoordiger van de Heer op zo’n hof was een halfer. Dat wil zeggen hij betaalde de helft van de opbrengst als pacht. De werknemers werden laten genoemd. Vandaar de naam laathof.

De laten dienden op het land van de hof te werken in ruil kregen ze een stuk land van de hof toegewezen waarop ze hun boerderijtje mochten bouwen met een stuk grond om zelf te bewerken. Eigenlijk betaalden ze hun pacht in de vorm van verplichte arbeid. Daarbij waren ze verbonden aan het land, dat betekende dat men niet uit vrije wil kon vertrekken men was horig (men behoorde toe)  aan de grond. Eigenlijk waren het gewoon slaven. Maar dat woord gebruikt men niet graag. Dat betekend namelijk dat de edelen slavenhouders zijn geweest en hun afstammelingen willen dat liever niet weten. Dat zou ook betekenen dat wijzelf voor het merendeel afstammen van slaven. Daarbij heeft de kerk in dit stelsel een grote rol gespeeld. Ook zij heeft in de middeleeuwen enorme gebieden geexploiteerd.

Later vervallen de verplichtingen aan de hof en verpacht men het land aan de vrije landbewerkers (de voorlopers van onze boeren). Deze betalen dan eigenlijk nog een afkoopsom voor hun verplichtingen, de cijns. De registers waarin deze cijns werd bijgehouden en waarin bijkomstig de percelen en de cijnsplichtigen uiterst nauwkeurig worden beschreven met betrekking tot ligging en omvang, vormen de basis van deze artikelen. Later wordt er steeds meer land aan de boeren verkocht en worden het zelfstandige  boerderijen.

Catsop rond 1820.

Catsop rond 1820

Catsop rond 1820. Duidelijk is dat Catsop bestaat uit een drietal woonkernen rond de Hof. De ontwikkeling staat niet stop, het huidige Mergelakker kan men als de vierde woonkern zien. De historie van de hof zelf verdiend overigens een aparte studie. Pas dan kan men ook een helder beeld van de ontwikkeling van Catsop krijgen.


Het oudste Catsop
Men kan zich afvragen wat nu de oudste bebouwing van Catsop is. Als men naar de oude kaarten kijkt, valt het op dat Catsop uit drie delen bestaat.  De Dries, de Daalstraat en het Einde. Het lijkt erop dat het oudste deel de huizen bij de Dreeschpool zijn. Die liggen het dichts bij de hof en kennen een zeer versplinterde, dus oude, perceelsindeling. Gezien de perceelsindeling en regelmatige bebouwing lijkt de Daalstraat van latere datum  en het jongste deel is de bebouwing aan het Einde. Dit lijkt allemaal zo, of het werkelijk zo is geweest is de vraag.  

Zo kan de vermelding van  “den Gebranden hof” aan de Gellik duiden op een noordelijker voorganger van de huidige hof of zelfs op een tweede hof.  Indien dit inderdaad zo is geweest, dan is Catsop misschien (verschillend in tijd) ontstaan wel uit twee aparte groeikernen nl. de Daalstraat en de Dries. Men moet er ook niet vanuit gaan dat de hof altijd op de plaats van de huidige heeft gestaan. We  weten namelijk dat in de huidige tuin en in het weiland van de huidige hof vanaf de kapel tot aan de Dries meerdere woningen hebben gelegen. De hof zelf heeft waarschijnlijk eerst korter bij de Dries gelegen dan nu. Men kan dus met de ontwikkeling van Catsop alle kanten op.    

De Catsoppenaeren
De mensen van Catsop zullen in oorsprong uit Elsloo, maar misschien ook van elders, als laten aan de hof zijn verbonden. Doordat de bebouwing van Catsop toch op enige afstand van Elsloo ligt, ontwikkelde zich toch een zelfstandige groep binnen de bevolking van Elsloo, de Catsoppenaeren. Kende Elsloo een bevolking die meer “trok” op dorpen aan de overkant van de Maas en Stein.  Die van Catsop “trok” toch meer naar  Beek, Geverik en Geulle. Dit had niet alleen te maken met de ligging maar ook naar verhouding  grote aantal boerderijen in Catsop. De boerenbevolking huwde meer in eigen kring en die vond meer aansluiting in vermelde dorpen dan in Elsloo. (Natuurlijk is er ook altijd vermenging tussen Catsop en Elsloo geweest.) Er bestond en bestaat onder de Catsoppenaeren  een gevoel van een eigen idenditeit en onafhankelijkheid.  Dit uitte zich tot in recente tijden in het streven naar de mooiste wagen/groep in de optocht tot vechtpartijen op het schoolplein. De spoorlijn fun-geerde hierin als grens. We hebben zelfs van iemand opgetekend dat er vroeger (voor de tweede wereldoorlog)  zelfs verschil in het dialect tussen Catsop en Elsloo te horen was. In wezen is de achtergrond van het verschil tussen beide het feit dat Elsloo de sociale en economische achtergrond van een Maasdorp en Catsop van een Zuid-Limburgs plateaudorp c.q. gehucht heeft. Al eerder gaven we aan dat het gebied van Elsloo ligt op de grens van het Graetheideplateau en het plateau van Schimmert. Elsloo ligt op het een, Catsop op het ander.

Foto Guus Peters

Tot op de dag van vandaag bestaat er een apart gevoel voor het eigene in Catsop welk zich vaker uit in een (ludieke) strijd  tegen Elsloo. Op de foto maakt een Catsoppenaer tegen de schrijver van deze reeks  (Aelsenaer) duidelijk dat deze zich op “vreemd gebied” bevind. Zijn vrouw laat dit allemaal koud. Opmerkelijk is dat de vrouw inderdaad een echte Catsopse is, maar haar man (Vincent Everaers) eigenlijk een geboren Aelsenaer is, maar zijn moeder was geboren ….in Catsop! Het is en blijft een mooi spel. Feit is dat Catsop een hechte gemeenschap is en dit hopelijk nog lang zal blijven.

Pierre Lemmens (Patronaatsknöppele en Waerknöppele) ook geboren en getogen in Catsop schreef een treffende herinnering>>>
Zoals iedereen vroeger had ook hij een bijnaan: Pierre van Lies van Tjeu van Tien van ’t einhèndje. Waar de naam vandaan kwam, moet u maar aan Pierre vragen.....

  • Laatste update op .

Deel 33: Catsop ~vervolg~

’t Bluuske
’t Bluuske is de naam voor de kapel van Catsop. Bluuske is een samentrekking van belhuuske (belhuisje). De kapel had namelijk een dubbelfunctie. Het was niet alleen een kapel, maar ook de drager van de alarmbel van Catsop. Bij brand en onraad werd de bel geluid en dan dienden alle weerbare mannen zich te verzamelen (er stonden hoge boetes op het niet verschijnen). De kapel is een Mariakapel in de 16e eeuw komen we ze tegen als de “Onse lieve vrouwe Maria capelle oft beldhuysken”. We denken overigens dat de kapel altijd op dezelfde plaats heeft gestaan.

Ut Bluuske aan ut Veldgaet. De combinatie kapel / alarmbel is duidelijk zichtbaar. De kapel is een Mariakapel. Kapellen gewijd aan Maria staan vaak daar waar de hoofdtoegang tot de velden lag. Dit heeft te maken met Maria als symbool voor vruchtbaarheid.

Foto Guus Peters

Op de foto boven: Ut Bluuske aan ut Veldgaet. De combinatie kapel / alarmbel is duidelijk zichtbaar. De kapel is een Mariakapel. Kapellen gewijd aan Maria staan vaak daar waar de hoofdtoegang tot de velden lag. Dit heeft te maken met Maria als symbool voor vruchtbaarheid.

Ut Einj (het Einde)
De straat het Einde begint bij de kapel en vormt de verbinding met Hussenberg in Geulle. Het Einde is een vrij recente naam. In de archieven komt hij niet voor. Daarin wordt het eerste stuk van het Einde “het Catsopper Veltgaet” genoemd. De toegang tot de velden van Catsop. Rond 1900 was Horsterweg de officiële naam voor het Einde. We denken dat de naam het Einde lange tijde alleen in de volksmond de aanduiding voor deze straat is geweest en uiteindelijk straatnaam werd. Wanneer de naam overgegaan is in het Einde is ons niet bekend. Ongetwijfeld was dit een aanduiding voor het uiteinde van het gehucht. In de trant van “’t Einde van Catsop”. Vanuit het Einde vertrekken nu nog  een aantal veldwegen. Maar ook de doorgaande Geversdellenweg, de Horsterweg en de Daalstraat moet men in eerste instantie als toegangsweg naar de velden zien. Later zullen dit pas doorgaande wegen worden.

Het Einde 1940.

Het Einde 1940

Goed is te zien dat (inclusief de Daalstraat) vanuit het Einde 5 veldwegen vertrekken. Het Einde werd dus niet voor niets “het Veltgaet” genoemd, de toegang tot het Catsopperveld. Hoewel het in de lijn der verwachtingen zou liggen dat ook Catsop werd omgeven door een ring van dichte heggen met valderen in de toegangswegen, hebben we daar toch (nog) geen vermeldingen van aangetroffen. We denken dat een dergelijke ring wel om Catsop heeft bestaan.

In eerste instantie was het Einde de toegang tot het Catsopperveld. Hoewel deze veldnaam nu niet meer wordt gebruikt, komt hij in de archieven herhaaldelijk voor. Het is een verzamelnaam voor de velden die liggen tussen de bebouwing en het vlakkere gebied onder de hellingen van (de nog te behandelen velden) de Hoogte, de Geversdelle, de Horst, de Hoakel en de Heuvel. Samen de velden van Catsop. Namen van velden waarin de plaatsnaam voorkomt worden in het algemeen tot de oudste velden van een gemeenschap gerekend.

Op ’t Einj

Op ’t Einj (Foto Guus Peters)

Het Einde was waarschijnlijk eerst een doodlopende ontginningsweg die naargelang de ontginningen vorderden steeds meer vertakkingen kreeg. De weg wordt echt belangrijk als de ontginningsweg naar de Horst zich ontwikkeld tot een doorgaande weg over Oensel naar Valkenburg. De verbinding tussen het Einde en de Eykskensweg  (de Geversdellenweg) is nog niet zo oud. Ook deze liep in eerste instantie dood. Deze weg werd doorgaand toen het belang van de Holstraat als verbinding met de Eykskensweg afnam als gevolg van de aanleg door de Heide van de Postbaan (einde 18e eeuw) en er een verbinding ontstond, of belangrijker werd, van de Eykskensweg via het Einde en zo verder tot aan de kruising in de heide bij restaurant Ruimzicht.

Catsop rond 1800.

Catsop rond 1800

Het gehucht is feitelijk een knooppunt van wegen welke in de loop der tijd verschillend van belang zijn geweest in de interlokale verbindingen om uiteindelijk te eindigen als veldweg of secundaire verbindingsweg. Links ziet men nog letters van het woord Meers. Op de Tranchotkaart heet Catsop Cleen Meers. Men zegt dat de mensen de Franse tekenaars van de kaarten bewust wat wijs maakten m.b.t. de namen. Zo heet Terhagen op de kaart Catsop.

De Daalstraat
Langs deze straat, waarvan we al een naamsverklaring hebben gegeven, heeft zich een van de drie groeikernen van Catsop gevormd. Gezien de regelmatige indeling van percelen en overeenkomstige bouw van de boerderijen lijkt het erop dat deze kern planmatig is aangelegd. De straat is waarschijnlijk ook jonger dan de bebouwing aan de Dries. De straat is in oorsprong een veldweg waarlangs boerderijen werden gesticht die ofwel aan een aparte hof (de Gebranden hof) verbonden waren of te maken hadden met uitbreiding van de velden in een grote ontginningsgolf. Hierdoor kwam meer grond beschikbaar dan de bestaande boerderijen erbij konden nemen en ontstond er ruimte voor nieuwe bedrijven. Het was zeer in het belang van de eigenaren van de woeste gronden, in deze de Heer van Elsloo, dat deze ontgonnen werden. Hoe meer “grausen” werden omgezet in akkerland en gecultiveerde weilanden, hoe meer cijnsopbrengsten. Ook toen al probeerde men door schaalvergroting meer inkomsten te verkrijgen, er is niets nieuws onder de zon.

De Daalstraot. In eerste instantie de route vanuit Catsop naar het Seeckendaal en de heide, later een drukke verbindingsweg voor het verkeer van en naar Geulle.

Foto boven: De Daalstraat; in eerste instantie de route vanuit Catsop naar het Seeckendaal en de heide, later een drukke verbindingsweg voor het verkeer van en naar Geulle. (Foto Guus Peters)

Op de Dreesch
Het centrale plein van Catsop is den Dries. Dit de naam voor de weg vanaf de kapel naar het plein toe en het plein zelf. Het plein zelf wordt door de Catsoppenaeren de  “Dreeschpool” genoemd. Zoals we zullen zien, is historisch gezien “Dreeschpool”  de correcte naam voor het plein. Rond 1900 heten de straten rond het plein en de straat naar de kapel niet de Dries. Ze hebben allemaal aparte namen. Op zich wonderlijk hoeveel straatnamen er toen bestonden tussen de Dreeschpool en de kapel. Om te beginnen was toen het kleine stukje weg langs het plein tussen de Catsopperstraat en de Kampstraat geen weg maar een voetpad en heette Driesscher voetpad. Vanaf de Catsopperstraat, langs het plein tot achter de kapel was de Kapellerstraat. Bij de kapel werd er overigens nog een aparte naam gevoerd voor het stukje weg dat langs de kapel de Daalstraat met het Einde (toen Horsterweg) verbond. Dat was de kapellersteeg. De weg vanaf de Kampstraat en Holstraat langs het plein tot de Kapellerstraat was de Driesscherweg. Uiteindelijk verdwijnen ook weer deze namen en worden de wegen tussen de kapel en de Catsopperstraat  “de Dries”.

De Dreesch 1845

De Dreesch 1845 

De Dreesch 1940

De Dreesch 1940

Hoewel de kaarten hierboven niet in dezelfde positie worden weergegeven, kan men toch goed zien dat alleen de westkant van de Dries in 100 jaar is veranderd door bij en herbouw van panden. Op de kaart uit 1845 is goed de Dreeschpool te zien die tot ver in de vorige eeuw op de plaats van het plein heeft gelegen. Een dergelijk poel had verschillende functies. Hij was op de eerste plaats een drinkpoel voor het vee en verder een reservoir voor bluswater. Om verdamping van het water en opwarming te voorkomen, stonden om de poel bomen. Er staan nog steeds bomen op het pleintje.

Den Dreesch in Catsop

De Dreesch in Catsop (Foto Guus Peters)

De naam dries was in de middeleeuwen een term in de landbouw. Een stuk land dat men tijdelijk braak liet liggen, lag “dries”. Dries zou dus braak liggen kunnen betekenen. Herhaaldelijk komen we vermeldingen tegen van stukken land die tijdelijk “dries” lagen. Een dergelijke dries liet men begroeien met gras en er werd vee op geweid. Nu kan ook het omgedraaide het geval zijn geweest. Dat dries eigenlijk sloeg op het gebruik van het braakliggende land als veeweide, dus dries niet voor braak maar als een aanduiding voor een al of niet tijdelijke veeweide. In Catsop was de Dries blijkbaar een aanduiding voor permanente weide.  

De Dries in Catsop besloeg niet alleen het huidige pleintje. Dit was slechts een onderdeel van een dries die veel groter was. In de archieven komen we een weide tegen die op de Dries lag en de Holstraat liep over de Dries. Hoewel de begrenzingen moeilijk te herleiden zijn vermoeden we n.a.v. deze vermeldingen dat de Dries oorspronkelijk (deels) het vlakke gebied is geweest ten zuiden van het pleintje (en misschien ook nog onder de Bussegraaf) . We zien deze dries als een gezamenlijke veeweide die extra bemest werd voor het melkvee en de kalveren. Dicht bij de nederzetting en goed te bewaken. Misschien is de Dries, of delen ervan, ook gebruikt als plaats waar men het vee ’savonds na beweiding bij elkaar dreef. Het huidige pleintje met de drinkpoel was eigenlijk een hoek van deze grote dries omsloten door de wegen die over de Dries liepen. In de loop der tijd breidt de bebouwing rond het pleintje zich uit en raakt dit afgezonderd van het geheel. Het overige deel van de Dries had toen waarschijnlijk zijn functie als gezamenlijke weide verloren en werd verkaveld.

Nog eens de Dries in 1845.

Nog eens de Dries in 1845

Afbeelding hierboven: Men ziet dat tussen de Holstraat en de Kampstraat één groot perceel ligt, maar ook aan de andere zijde van de Kampstraat. Het lijkt erop dat hiervan een aparte hoek van is afgezonderd voor huizenbouw. We denken dat  deze percelen, samen met het pleintje, de oorspronkelijke Dries hebben gevormd. Mogelijk is hij nog groter geweest aangezien de Holstraat over de Dries liep. Midden over deze Dries gaat ook de afvoer van het hemelwater door een droogdal, misschien dat hiervan hemelwater naar de poel werd geleid om het water daarmee te verversen.

  • Laatste update op .