Deel 6: De stiefköppige Maaskèntjers
Hechte gemeenschappen
Doordat men steeds samen in het zelfde (economische) schuitje zat , was de enige mogelijkheid om de moeilijke tijden te trotseren zich samen sterk te maken. Ook de Maas kon men alleen samen in bedwang houden en alleen samen kon men een overstroming te boven komen.
Overstroming 1926, de kerk van Meers (Foto Streekmuseum Elsloo)
De namen van de carnavalsverenigingen van Meers en Urmond herinneren nog aan de strijd tegen de Maas, de “Koeleköp” (kikkervisjes) en de “Waterratte”.
Door die strijd tegen het water en armoede ontstonden hechte gemeenschappen, die zich samen sterk maakten omdat dit lange tijd de enige manier van overleven was. Men besefte dat men het alleen niet kon redden. Ondanks de veranderingen in de beroepsoriëntatie en de uitbreiding van de kernen, werd in de Maaskant de van oudsher bestaande dorpsstructuren niet doorbroken en bestaat deze gemeenschapszin, ondanks de grote groei, in de dorpen tot op de dag van vandaag. Iets wat een buitenstaander vaak verbaasd en op het verkeerde been zet. Blijkbaar gaat men er van uit dat met groei ook de oude structuren verloren gaan. Elders misschien wel, in de Maaskant echter (nog) niet !
Auwt Uermend , (oud Urmond) nog steeds een hechte gemeenschap. (Foto Guus Peters)
Het bestuur
De Maaskantdorpen waren, behalve Urmond en Berg, voor de komst van de Fransen in 1794 zelfstandige staatje, vrije rijksheerlijkheden, met ieder een eigen kasteelheer.
Deze heren hadden vele bezittingen en werden veelal vertegenwoordigd door een rentmeester. Men had eigen wetten en rechtspraak en bestuur. Als uitvoerende macht fungeerde de schepenbank, die de dagelijkse zaken regelde. Deze werden bezet door hiervoor aangewezen inwoners . Volgens de in de “costuymen” vastgelegde regels werd het dorp bestuurd.
De schepenen waren meestal meer welvarende inwoners en soms ook leenmannen van de kasteelheer. De voorzitter was de drossaard die in naam van de landsheer de wet diende te handhaven. Het machtsinstrument van deze laatste was de schutterij. Verder had men enkele burgemeesters die voor de uitvoering van de plichten van het dorp zorg moesten dragen. Aangezien schepenen en burgemeesters zelf deel uitmaakten van de gemeenschap en hieruit voortkwamen balanceerden zij voortdurend tussen de belangen van de inwoners en de kasteel- of landsheren. De gemeenschappen regeerden feitelijk zichzelf en hierin eigenlijk zelfstandig.
Wèrmend, Urmond ca. 1820.
Goed zichtbaar is de omvang van de afgebroken, oude “benedenstad” met de (voormalige) Maashaven en de omwalling van de Gulikse Vrijheid Urmond.
De Fransen schaften de schepenbanken af en vervingen deze door gemeenteraad met een burgemeester. De juridische taken gingen naar een rechtbank. Wat ook veranderde in de wetten, de invloed op het bestuur van buitenaf op het dagelijks bestuur hebben tot ver in de twintigste eeuw ontbroken. Gewend om hun eigen boontjes te doppen, zaten ze hier ook niet op te wachten. Tot aan de herindeling hebben de dorpen deze lijn gevolgd.
Bovenlaag
Door de beperkte mogelijkheden die de dorpseconomie bood, heeft zich in de dorpen nooit een dominante of elitaire bovenlaag ontwikkeld, waarvan de overigen afhankelijk waren. Door hun zelfstandige, strijdbare achtergrond hebben Maaskanters ook steeds een afkeer gehad (en in bepaalde mate nog hebben) tegen alle vormen van gezag.
De kampioen in "zich verzetten" was Stein. De inwoners van Stein hebben zich altijd verzet tegen alles en iedereen die hun probeerde een wil op te leggen. Een van de sterkste staaltjes hiervan is dat de bevolking van Stein in de achttiende eeuw hun kasteel bestormden toen de kasteelheren de Kinskys hun steeds meer de wil wilden opleggen. Dit was ongelooflijk in die tijd, omdat men toen bij het minste weerstand iemand via het gerecht direct te grazen nam.
Ook de heistrijd die Stein in de negentiende eeuwheeft gevoerd tegen de overheid, weliswaar ten koste van Elsloo, is hier een uniek bewijs van. Stein is toen tientallen jaren zonder bestuur geweest. Men wilde in de brikkebekkerstijd (1842) de heide verdelen toen de mannen naar de brikke waren. De landmeters en ambtenaren zijn toen verdreven door de vrouwen en kinderen van Stein. Uiteindelijk zijn er soldaten en marechaussees aan te pas gekomen. Er zijn zelfs jarenlang soldaten in Stein bij de mensen ingekwartierd geweest om ze in bedwang te houden! Niemand wilde er burgemeester zijn. Het heeft allemaal niet mogen baten, Stein heeft uiteindelijk toch zijn zin gekregen en het betwiste aandeel behouden.
(Foto Guus Peters)
Het sterke kasteel Stein kon de Kinsky’s geen bescherming bieden tegen de woedende Steinders die zich in hun rechten aangetast voelden, de kogels hebben hun toen om de oren gevlogen !
Alleen met brede steun van de bevolking kon iemand zijn functie handhaven. Deze functie werd hem eigenlijk door de anderen gegund, werkte hij echter tegen de belangen van de bevolking, dan kon het ook snel met hem afgelopen zijn.
Tot op de dag van vandaag komt het gebrek aan respect voor gezag nog wel eens boven water. De gemeenteraadsvergaderingen kunnen namelijk nu nog wel eens stevig uit de hand lopen !
De carnavalsvereniging van Stein heet niet voor niets de Steinder Bök. De bok is niet alleen een symbool voor koppigheid maar al vanaf de oudste tijden het symbool van verzet (tegen zowel kerk als overheid). Vandaar ook “Bokkerijders”.
Verwantschap
Men trouwde bij voorkeur in verwante kring. In het dorp zelf of in de buurdorpen. (Dit gebruik heeft bij de boeren nog lang bestaan). Kwam een partner uit een verder weg gelegen plaats, dan was er meestal een familie- of zakenrelatie in het spel.
Gezèkdes:
“Trouwt men boete de klokkeklank, rouwt men dit sien laeve lank” .
“Mit naober kenjer en naober renjer is me neet gauw bedraoge”
Met kermissen was het de gewoonte dat deze (vooral door jonge mannen) over en weer werden bezocht. Dit kon wel eens uitlopen op een vechtpartij met de lokale verdedigers van dorp en “hun” meisjes. Bovendien waren de kermissen de gelegenheid om een bruid te vinden. In welk spel rivalen gauw tegenover elkaar kwamen te staan.
Dit “beschermen” is iets wat in meer of mindere mate in alle gemeenschappen met een agrarische achtergrond heeft gespeeld. Dit gaat terug op het afschermen van de eigen huwelijksmarkt met het daaraan gekoppeld erfelijk grondbezit. De jonkheid speelde hierin een voorname rol.
Vaak kende de partners zich al lang (of hauwe zich al lang in de kirk sin zitte) voor “ze get mit ein hauwe” en wachtte men op de kermis, een bruiloft of andere festiviteit om zijn of haar kansen te wagen. Ook werd er natuurlijk wel eens links en rechts door de omgeving aan de een of de ander “geduwd”. De onderlinge nauwe verwantschap is ook de reden dat de specifieke kenmerken van een dialect kunnen blijven bestaan. Als er teveel invloed is van andere dialecten is, verdwijnen deze.
Het dialect kent een momenteel een vervlakkingproces, typische dialectwoorden vernederlandsen. Dit is overigens een onomkeerbare, onvermijdelijke, natuurlijke ontwikkeling. Een taal en dus dialect is altijd in beweging. Het dialect beschermen tegen vreemde taalinvloeden is niet het grootste belang en ook een achterhoede gevecht. Echt van belang is dat het dialect in alle lagen van de maatschappij als een cultureel, sociaal bindmiddel blijft bestaan. Het bevorderen om het dialect te blijven spreken dient de volle aandacht te krijgen.
Het Zuid-Limburgsch een kultuur-taal.
In weinige streken van ons land heeft zich zoo sterk als in Zuid-Limburg het dialect tot een soort literaire taal ontwikkeld. Gedichten en prozastukken lang niet altijd zonder literaire waarde zijn herhaaldelijk in dit dialect geschreven. Tooneelstukjes, vaak bewerkingen van Fransche of Duitsche, werden en worden nog met groot locaal succes opgevoerd, terwijl met Carnaval of in verkiezingsdagen hetzelfde dialect gebruikt wordt om in kranten of vliegende blaadjes locale toestanden te hekelen en gewilde of ongewilde candidaten den volke in levendige kleuren pakkend voor oogen te voeren. Dit dialect heeft dan ook al de woorden, die een fijnbeschaafde mensch tot uiting van z'n gedachte- en gevoelsleven behoeft.
De regenboogkleuren van Nederlands taal Jac. van Ginneken en H.J. Endepols
Maasbèndj. De Maas was geen belemmering voor contacten. De Maasband ca 1820 met voetveer.
De Maasband vanaf de Belgische oever, een tijdloos beeld. (Foto Guus Peters)
Het is opvallend dat enkele typische kenmerken in het Maaskants dialect exact met de voormalige westgrens van de Graetheide samenvalt en daarmee aantoont dat de heide een scheiding met de achterliggende dorpen heeft gevormd. Men moet hierbij ook niet vergeten dat de mobiliteit lang zeer beperkt is geweest. Toen de fiets algemeen goed werd, kon men de kring al wat groter maken. Daarvoor ging alles te voet (mit de laere tram) en een enkeling te paard. Als men dan ver ging, dan kon men bij aankomst al bijna omdraaien om voor het donker thuis te zijn.
Maeselhaove, Maeselhoven (B) Tegenover de Maasband. (Foto Guus Peters)