Deel 4: De wegen in de late middeleeuwen (tussen 1000 - 1500)
Dat de Franken bij landname (het in bezit nemen en verdeling) van onze streken zich vestigden langs de oostzijde van de “Oude weg” is begrijpelijk. We gaan er overigens van uit dat die Oude Weg ook nog na het vertrek van de Romeinen is blijven bestaan.
De weg lag immers op de grens van enerzijds de hooi- en weidegebieden in het Maasdal en de voor (de beperkte) akkers geschikte hellingen en plateau’s. Tevens diende de weg als verbinding met de buitenwereld. Wonen langs de “Oude weg” was een ideale vestigingsplaats.
Niet alleen de “Oude weg”, maar ook de dorpen zullen in de loop van de middeleeuwen echter niet onveranderlijk blijven. Zo was er tot in de 8e eeuw geen kerk in de dorpen. Die wordt dus gesticht in of naast de toen bestaande bebouwing. Desnoods maakte men een nieuwe weg als omleiding, een bypass, van de “Oude weg” naar een geschikte hogere plaats voor de kerk. Rond de kerk ontstond daardoor een nieuw dorpscentrum. Dit centrum breidde zich vervolgens uit langs de oude verbindingen van de oudste kern naar de akkers en weidegebieden op het plateau. Van hieruit ontstonden weer verlengingen /vernieuwingen van de wegen naar nieuwe akkercomplexen en weidegebieden. Deze ontwikkeling hangt ook nauw samen met de verschuiving van nadruk in de landbouw: van veeteelt in het dal naar akkerbouw op het plateau.
Na het jaar 1000 treden er veranderingen op, o.a. door het stoppen van de aanvallen door de Vikingen. Er komen verbeteringen in de landbouw, hetgeen de bevolking zal doen groeien. Als gevolg daarvan zullen ook de dorpen, wegen en landschap gaan veranderen.
In de 13e eeuw zullen de bestaande steden zich verder uitbreiden en nieuwe ontstaan. In het laatste kwart van de 13e eeuw vinden er op handelsgebied ingrijpende veranderingen plaats. In 1277 verschijnen er galeien uit Genua in het Zwin bij Brugge. Daardoor neemt de transcontinentale handel met het zuiden af en de zeehandel toe.
Keulen was toen ook een zeer belangrijke stad. Het was een machtige stad met kooplieden, die over geheel Europa handel dreven. Het was tevens een belangrijke marktstad tussen de gebieden stroomop- en stroomafwaarts van de Rijn. Het oefende stapelrecht uit op tal van artikelen.
Keulen in de middeleeuwen (Afbeelding: bezoekkeulen.nl, embedded, bron)
Ook was Keulen van betekenis voor de veehandel. De stad is in die tijd een metropool met ca 20.000 inwoners. Door haar gunstige ligging en achterland is Keulen in de late middeleeuwen een van de grootse handelscentra van Europa. Zelfs zeewaardige schepen kunnen de stad over de Rijn bereiken.
De concurrerende handelsweg over land is de weg naar de zeehaven Brugge. Op het kruispunt van de Maas met deze belangrijke landweg lag Maastricht, dat eveneens een sterke ontwikkeling doormaakte. Wat weer zijn weerslag had op de ontwikkeling van het wegenstelsel vanuit deze stad, niet alleen naar verder gelegen steden en streken maar ook op de wegen door onze Maasdorpen. Naast Keulen was ook Neuss een belangrijke handelsstad.
Ook op technisch gebied vonden er vernieuwingen plaats. Veel beschaving en technische kennis van de antieken was op het einde van de Romeinse tijd en in de vroege middeleeuwen verloren gegaan. De nieuwe heren, gewend aan een eenvoudig leven, waren niet geïnteresseerd in stromend water, luxe baden en woonhuizen met vloerverwarming. Waar ze wel grote interesse in hadden was ijzerbewerking, paardenfokkerij en scheepsbouw. De eerste twee om te kunnen vechten en de derde om door handel rijker te worden.
Rond het jaar 1000 veranderde er veel op het gebied van vervoer door de introductie van de haam. Daardoor kon een paard zijn kracht niet alleen volledig inzetten om te trekken maar was ook in staat is om bergafwaarts te remmen. Dit is een hele vooruitgang geweest, een paard kan namelijk aanzienlijk meer gewicht trekken dan dragen.
Verschillende soorten haamen. (Foto wikipedia, embedded, bron)
Afbeelding: De uitvinding van het haam is in de middeleeuwen gedaan. Tot dan trok het paard de ploeg of kar met een lus van touw die rond de hals werd gelegd, wat natuurlijk de zuurstoftoevoer afsneed en het dier veel ongemak bezorgde
De verbeteringen in voertuigen en het gebruik van trekdieren voor lasten speelden een belangrijke rol bij de opbloei van de handel die zich in Europa ontwikkelde. Tussen 800 en 900 na Chr. verschenen in Europa beklede paardenhamen (waardoor paarden zwaardere lasten konden trekken), hoefijzers en stijgbeugels. Velgen met ijzeren kraag volgden en vierwielige wagens kregen sturende voorassen, waardoor ze scherpe bochten konden nemen. In de vijftiende eeuw werd het comfort van de passagiers verbeterd door leren riemen te gebruiken om het koetswerk aan de assen van de wagens op te hangen. De oude Romeinse hoofdwegen werden nog steeds gebruikt , maar door eeuwen van achterstallig onderhoud waren het niet meer dan paden met diepe sporen.
In verschillende plaatsen werd het onderhoud aan de wegen betaald uit de opbrengst van tolheffingen; de hoogte was afhankelijk van de grootte van de wagens. Op het platteland zorgden plaatselijke heersers voor de wegen en wanneer er geen speciale redenen voor reparaties aan de wegen waren (zoals een koninklijk bezoek) werd er niets aan gedaan. Ondanks dit weinig vrolijke beeld van reizen over de weg waren er toch veel mensen die op deze manier lange tochten maakten. Velen waren pelgrims die verre plaatsen als Jeruzalem in het Heilige Land bezochten. Het reizen ging traag: zelfs koninklijke boodschappers hadden een week nodig om te paard de afstand tussen Edinburgh en Londen ( 640 km) af te leggen.
Pleisterplaatsen waren een essentieel onderdeel van het reizen. Hier was het mogelijk om te overnachten of van paarden te wisselen. Zgn. 'stage-wagons' werden vanaf de vijftiende eeuw gebruikt. Deze langzame voertuigen, die goederen of arme reizigers vervoerden, kregen die naam omdat de pleisterplaatsen waar ze pauzeerden de 'stages' (Engels voor etappes) van hun reis vormden.