Skip to main content

HISTORIE

Foto Kasteel Elsloo 1931© Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad/ANP/Leeflang

Tussen Maas en Graetheide

Deel 16: Landweren, verdediging tegen gevaren

De middeleeuwse dorpsbewoners en hun bezittingen stonden in de middeleeuwen constant bloot aan diverse gevaren: ziekten, hongersnood, misoogsten, natuurrampen, weersveranderingen etc. Maar ook diende het dorp, de velden en het vee beschermd te worden tegen gevaar komende vanuit de heide en bossen (die toen nog in contact stonden met uitgestrekte woeste grondcomplexen tot in Duitsland toe). Groot wild zoals wilde varkens, beren, wolven en herten bedreigden mens en dier. Het waren echter niet alleen dieren maar ook plunderaars waartegen men zich moest zien verweren.

De middeleeuwse Maasdorpen kenden als bescherming twee ringen in de vorm van afscheidingen. Een afscheiding werd gevormd door het aaneensluiten van dicht in elkaar gevlochten (getuynde) levende heggen die de huispercelen van het veld afsloten, de dorpshaag. De tweede afscheiding was die tussen de landbouwgronden en de woeste gebieden zoals ruwe niet omheinde graslanden (grousen) en bossen (de landweer). Feitelijk waren alle akkers en tuinen omheind om vee buiten te houden (nu dient een afrastering om vee binnen te houden).

Afb: Middeleeuws (Engels) dorp, zoals ook onze dorpen in oorsprong waren (Pinterest, bron embedded)

Voor beide afscheidingen bestaan diverse namen. Maar voor zowel de eerste als de tweede afscheiding wordt vaak landweer, heggen, hagen, landgraaf of heigraaf gebruikt, wat erg verwarrend werkt. Dat verschilt overigens van plaats tot plaats.
In Berg aan de Maas was de aanduiding voor de dorpshaag, de Heggen (“Achter de Hegge”) in Elsloo was dat weer de naam voor de landweer met de heide (“de Elserheggen”)

Tussen Maas en Graetheide 2 083

Afb: De twee afscheidingen. In geel de dorpshaag, groen de Landweer. In zwart de doorgangen en in rood de veedriften/doorgaande wegen.

Opmerking: “de wallen van Stein” wordt nu veel gebruikt, maar dat is geen naam die door de Steindenaren zelf werd gebruikt. In Stein zelf spreekt men nu nog van de Lendjwaer.

Er zijn geen toponiemen bekend met de aanduiding “wal” voor landweer. De naam wallen is gegeven door de Beeker arts en archeoloog Dr Beckers, die in de jaren 20 van de vorige eeuw een enorme bijdrage heeft geleverd aan de kennis van onze streek.
Tijdens de aanleg van het Julianakanaal en uitbreidingen van de dorpen hebben de dokter en zijn zoon Gabriel een hele reeks “noodopgravingen” uitgevoerd en zo kennis vastgelegd die anders verloren zou zijn gegaan.

In Stein vond de dokter zoveel materiaal van de Bandkeramiekers, dat hij zelfs aan een voorhistorische stad dacht. Dit idee werd nog versterkt door bij onderzoek van de Landweer in de omgeving en in de landweer ook sporen van de Bandkeramiekers te vinden. Hierdoor ging hij de restanten van de landweer aanzien voor de stadswallen van de veronderstelde stad. Dit alles heeft er toe bijgedragen dat er nu nog steeds wordt gesproken van de “wallen van Stein”, in plaats van de ( middeleeuwse) landweer.
Achteraf blijkt dat in de buurt van de wallen inderdaad Bandkeramiekers hebben gewoond, maar zowel binnen als buiten de “wallen”. De “wallen” zijn dus door “Bandkeramiekersgebied” heen aangelegd. Maar dat neemt niet weg dat een en ander kan samenvallen. In Beek en in Caberg bij Maastricht is namelijk aangetoond dat de Bandkeramiekers grachten rond hun nederzetting hadden.
In Urmond waren er wel wallen, namelijk de stadswallen van de vrijheid Urmond. Deze dienden zowel als stadsversterking en tevens als afscheiding met de akkers.

De landweer vormde ook eeuwenlang de onveranderlijke grens van het grondgebied van de dorpen met de heide en komt in de grensbeschrijvingen van de dorpsterritoria als de landsgrens voor.
Waar wegen, zoals de oude weg en de veedriften de dorpshaag doorsneden waren vauweren of valderen (vandaar de Valderstraat in Stein) aangebracht. Dat waren schuin geplaatste valhekken die zichzelf sloten, draaihekken of slagbomen.

Afb: Gevlochten dorpshaag met valder of vauwer

Op sluiting van de toegangen was men zeer streng. Dat moest ook wel. Dat moest ook wel. De functie van de dorpshaag was tweeledig. Het weren van wild en vee (bij nabeweiding van de stoppels na de oogst en braakland) uit de velden en binnen het dorp houden van alle loslopend kleinvee zoals geiten, ganzen, kippen en eenden en natuurlijk de varkens. De tweede afscheiding had ook meerdere functies. Deze diende om het op de heide weidend vee van de akkers vandaan te houden; ter bescherming tegen de toen nog voorkomende wolven, wilde zwijnen en ander wild en natuurlijk tegen plunderende en moordende bendes.
Ook vormde de landweer een hindernis bij veeroof wat veelvuldig voorkwam door plunderende troepen, die het vaak van snelle overvallen moesten hebben.

Door ervoor te zorgen dat alle landweringen van de aan de heide grenzende dorpen op elkaar aansloten, kreeg men een gesloten geheel rond de heide, alleen doorbroken door doorgangen voor wegen. Deze wegen vormden “gaeten”, toegangen. Vandaar het “Heygaet “ in Elsloo (nu Dorine Verschureplein) en “Lemmer Gaat” (hierbij denken we overigens niet aan een herkomst van lammeren maar van een verbastering van het woord landweer, lentjwaer) in Urmond.
In Stein kende men het Meigaat vermoedelijk een verbastering van Heigaat. In de doorgangen van de landweren stond ook vaak een valhek of slagboom. Vandaar, Slagboomweg in Urmond. Hier was een slagboom waar de weg naar Sittard de landweer kruiste.

Als een voetpad of een steeg de landweer kruiste dan legde men een bruggetje over de gracht, een vlonder. Vaak verbasterd tot vunder of vonder. Vandaar ook het Vunderke in Elsloo. In tijden van oorlogsdreiging of bij melding van plunderaars, werden de wegen die door de landweer gingen “opgegraven”. De weg werd tot greppel uitgraven of vlonders weggenomen waardoor de landweer een ononderbroken geheel werd.

Afb: Vlonder of vonder over beekje

Afb: Het “Heygaet”van Elsloo in de 19e eeuw. De Veestraat van Elsloo (nu Stationsstraat) en de Veestraat van Catsop (nu Spoorstraat) komen voor het vertrekpunt van diverse wegen bij elkaar. In de splitsing ligt een drinkpoel voor het vee. In de vertakking zien we beneden de Schutterskampweg (voormalige landweer), vervolgens de Heiweg (Stationsstraat-oost), de Koolweg (veedrift) en de Elserheggen (voormalige landweer). Hier begon dus de heide en vertrokken de kuddes. De landweer liep dus midden door het huidige Elsloo.

Voor de landweer komt men in de archieven van Elsloo diverse benamingen tegen:
1514 Heydengrave
1514 Lantgrayf
1514 Lantweer
1528 Landweer
1573 Landtweer
Zie ook Landschap en Maas deel 15 >

Namen voor draai/val hekken in landweer:
   - Grindel (grendel)
   - Valder
   - Vouwer.
   - Barrier
   - Slagboom

Rond 1500 werd in de Graetheide van Sittard tot Beek, ten westen van Lutterade en Krawinkel een (nieuwe) landweer aangelegd om zo veeroof door rondzwervende benden te belemmeren. We sluiten niet uit dat ook in deze tijd de laatste landweer van Elsloo, Stein, Urmond, Berg tot stand is gekomen of dat een oudere landweer opgeschoven werd om tegelijkertijd de oppervlakte aan landbouwgronden en weidegebieden binnen de landweer uit te breiden. In Elsloo moet hij in ieder geval in 1462 al bestaan hebben. Uit dat jaar dateert namelijk de oudste grensbeschrijving (bijfanck) waarin “de graef” (landweer) als grens met de heide wordt beschreven.
 De maatregelen om zich te verdedigen moet men ook zien in het licht dat de kasteelheren hun plicht om de bevolking te beschermen steeds minder konden of wilden nakomen. De bevolking was voor bescherming steeds meer op zichzelf aangewezen.

De landweer zorgde ervoor dat men kon verwachten waar een aanval zou plaatsvinden, bij de doorgangen. Doorgaans zou de aanvaller namelijk de makkelijkste route kiezen om het beschermde gebied binnen te komen en zodoende bij een van de doorgangen proberen door te breken. Om de aanvaller het hoofd te bieden moesten snel troepen ter plaatse komen. Dit was alleen mogelijk als men de vijand tijdig zag naderen en bericht hiervan door kon geven aan de dichtstbijzijnde nederzetting of stad. Mensen die naast de landweer woonden werden daarom waarschijnlijk verplicht om bij onraad alarm te slaan. Ook werden er heuvels benut -of ze werden daarvoor aangelegd- om beter wacht te kunnen houden. Daarvoor werden ook hoge bomen gebruikt en men plaatste daar zogenaamde bakens op om het thuisfront te kunnen waarschuwen.

Waar men geld had, veelal bij de steden dus, bouwde men soms ook houten wachtposten en af en toe zelfs stenen wachttorens, zogenaamde bergvredes. Deze waren ook uitgerust met een signaalsysteem waarmee de wachter kon communiceren met de wachtpost in de meest nabijgelegen kerktoren. Bij klokkenslag moesten de weerbare mannen zich dan verzamelen met hun wapenrusting en er gelijk op uit trekken om de vijand te kunnen weren. Indien de vijand de landweer nog niet bereikt had, kon men hem opwachten daar waar hij doorbreken wilde. Indien de vijand al door de landweer gebroken was kon men zich positioneren bij het gat of de doorgang waar hij door terug moest komen, zwaar beladen met buit. Het najagen van de vijand en het weer afnemen van die buit was zelfs een verplichting in sommige gebieden. Het recht op landweeraanleg lag bij de landsheer, maar steden konden dit privilege ook verkrijgen van hem. Degenen die het graafwerk deden waren de inwoners van het gebied waar de landweer werd aangelegd. Dit was een landsheerlijke verplichting, een waar men meestal niet al te blij mee was. De wachters langs de landweer moesten toezien dat de landweer niet beschadigd werd. Ook werden hiertoe wetten uitgevaardigd, waar hoge boetes in waren opgenomen of zelfs lijfstraffen zoals het breken van een hand.

Als een landweer er eenmaal lag werd hij soms ook gebruikt als tollinie, grensscheiding, waterkering of veekering. Daarbij zal hij een afschrikwekkende functie hebben gehad voor vijanden en daarmee ook een positieve invloed op de sfeer en daarmee welvaart binnen het beschermde gebied. Het aanleggen en onderhouden van dergelijke kilometers lange en ettelijke meters brede landweren was niet niks, per slot van rekening moest alles met de schop en de kruiwagen gebeuren. Hiermee zullen landweren dus ook een symbolische functie hebben gehad, o.a. voor wat het gebied in kwestie aan mankracht kon leveren om zulke grote defensieve werken te realiseren.
Bron: landweren.info

Afb: Het niet nakomen van regels bracht de hele gemeenschap in gevaar, vandaar dat de straffen naar onze maatstaven zeer streng en wreed waren. (afbeelding wikipedia, embedded)

  

Afb: De Hongaren (900-955) en de Noormannen (805-1000) plunderden Europa en dwongen de bevolking om bescherming te zoeken. 

Een stevige landweer was geen overbodige luxe maar noodzaak. De middeleeuwse bevolking liep namelijk constant het gevaar alles te verliezen aan plunderaars. Ook in de eeuwen na de invallen van de Noormannen zullen onze kasteelheren en andere heren plundering van de dorpen van de tegenstander als het middel zien om de vijand economisch te treffen.

Veel leed brachten de veroveringsoorlogen van de Bourgondiers. Zeker de Gelderse oorlogen (tegen Gelre -en bondgenoten- dat zich heftig tegen inlijving verzette) hebben onze omgeving veel schade toegebracht. Onze streken, behorend bij Brabant inclusief de Landen van Overmaas (o.a. het Land van Valkenburg waartoe o.a. Beek behoorde) waren al Bourgondisch. Vanuit de Gelderse stad Roermond werden herhaaldelijk overvallen op de dorpen uitgevoerd om vee te roven op de Graetheide of te brandschatten (afpersen onder dreiging van brandstichting).

Uiteraard maakten de plunderaars geen onderscheid tussen het vee en bezittingen van de Bourgondische en niet-Bourgondische dorpen. Iedereen was de pineut. In 1507 vielen zij eerst Geleen, Beek, Elsloo en daarna Schinnen, Amstenrade, Heerlen en Schinveld binnen en uiteindelijk trokken ze naar Meerssen. Overal roofden, branden en sloegen ze mensen dood. Zonder dat de Brabanders die te Maastricht lagen, de dorpen te hulp kwamen!
Onze streken hebben zowat 350 jaar (van 1450 tot 1800) een permanente oorlogssituatie gekend.

De landweren waren dan wel geen verdedigingswerken zoals stadswallen, maar wel ernstige hindernissen vooral voor ruiters, zowel om de dorpen vanuit de Graetheide binnen te dringen zowel om deze met vee en buit te verlaten.
De noodzaak van een stevige landweer (en een grote schutterij!) zal duidelijk zijn als men alle oorlogshandelingen in onze streken op rij zet (waarbij men overigens niet volledig kan zijn). Onze streken waren nu eenmaal strategisch gelegen en een geliefd doorgangs- en verblijfsgebied voor legers op weg van Oost (Rijnland) naar West (Brabant) en Zuid (Frankrijk) naar Noorden (Holland en Gelre) en omgekeerd. Alle doortochten en oorlogshandelingen gingen echter ten koste van de bewoners van het platteland. Inkwartieringen, plunderingen, afkopen plunderingen, beschermingsgelden, verplichte leveranties, brandschatten, veeroof (overigens door vriend en vijand) zijn voor onze voorouders eeuwenlang een ware plaag geweest. Tussen de oorlogen door hadden de dorpen allerminst rust. Dan trokken afgedankte troepen en gespuis overal rond, die zich met roven en plunderen in leven moesten zien te houden.

Afb: Schilderij van Sebastiaan Vrancx.Plundering van een dorp bij Antwerpen in de 80 jarige oorlog (afbeelding wikimedia, embedded)

1473 In 1473 sloeg de Bourgondische hertog Karel de Stoute een kamp op de Horst -een hoogte achter Catsop- op. Daarna trok hij over de Graetheide op weg om Gelre te veroveren.
1482 In 1482 steken de Arensbergers die in oorlog met Luik waren bij een rooftocht de dorpen Beek en Geleen in brand.
1502-1543 Gelderse oorlogen. Invallen van de Geldersen in de Brabantse gebieden (waartoe ook het land van Valkenburg).
1543 Slag bij de Kemperkoel in Sittard. Gelre-Gulick streed hier tegen het leger van Karel de vijfde.
1568 In oktober kwam Willem van Oranje vanuit Duitsland via de Graetheide om bij Berg a/d Maas de Maas naar Stokkem over te steken.
1574 De broers van Willem van Oranje, Lodewijk en Hendrik proberen Maastricht te veroveren. Van 6 tot 9 april lagen deze ten zuiden van Geleen (in Neerbeek?). Hierna trokken ze naar het Noorden, maar werden achtervolgd door de Spanjaarden…….
1574 De Spanjaarden dwingen de schippers van Elsloo kanonnen en voorraden per schip naar het Noorden te vervoeren waar op 14 april de slag op de Mokerheide plaatsvond.
1579 Tijdens de tachtigjarige oorlog was het jaar 1579 voor Maastricht en omliggende dorpen een rampjaar. In juni van dat jaar hebben de Spaanse troepen, onder leiding van Parma, ook in de Maasstreek veel branden gesticht en vernielingen aangebracht.
Rond 1605 ontstaat er een geschil tussen de gerechten Kessel en Beesel. Aan het hof van Gelre dient dan een zaak tussen beide gerechten, die zogenaamde nabuurdiensten hebben verleend voor het onderhoud aan de schans of landweer, die Kesseleik aan de Maas verbindt met het noordelijk gelegen moerasgebied. De landweer is een lange, met doornen begroeide dijk, voorzien van greppels. Terwijl een landweer in vredestijd kan dienen voor het keren van vee, laat een geschrift uit 1421 niets te raden over, van de reden voor deze landweer van Kesseleik: tegen het ‘inrijden des heeren vianden van Hoerne’. De landweer is gebouwd kort voor 1371. In 1703 is er overigens nog sprake van een tweede schans in Kessel, tegenover het veer.  http://www.vestingbouw.nl/
1632 In 1632 trok een leger van de Staatsen vanuit Nijmegen naar het zuiden en veroverde alle steden. Bij het beleg van Maastricht door stadhouder Frederik-Hendrik heeft de Maasstreek het opnieuw hard te verduren gehad.
1635 De armoede van de gewone burger zakte naar een ongekend dieptepunt. Van Sittard, dat ook enkele keren is geplunderd, is bekend dat het bevolkingsaantal in korte tijd halveerde in de eerste helft van de 17e eeuw. Een bijkomende ramp was de pestepidemie van 1636. Deze waarde door een groot deel van West-Europa en zal waarschijnlijk ook in deze streken vele slachtoffers hebben gekend.
1667 Lodewijk XIV eiste voor zijn gemalin Maria-Theresia van Spanje een deel van de zuidelijke gewesten op. Om zijn aanspraken kracht bij te zetten zond hij maar gelijk troepen om ze in bezit te nemen. Raadpensionaris Johan de Witt wist door samenwerking met Engeland en Zweden Frankrijk te dwingen deze gebieden weer af te staan, maar Frankrijk eiste in ruil daarvoor oorlogscontributie. In 1668 werden de steden Roermond en Venlo voor aanzienlijke bedragen aangeslagen om zich vrij te kopen van de Fransen. Omdat de bedragen niet gelijk opgehoest konden worden, werd er een aantal gijzelaars meegenomen, die pas twee jaar later vrijkwamen.

Afb: Lodewijk de XIV, de Zonnekoning. Een trouwe maar zeer onwelkome bezoeker van onze streken. (afbeelding Wikipedia, embedded)

1672 De Hollandse Oorlog begon toen Frankrijk de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden binnenviel in het kader van zijn streven naar natuurlijke grenzen (de Franssen hebben steeds gestreefd naar de Rijn als grens). In 1672 (het zogenaamde Rampjaar) trok Lodewijk XIV opnieuw deze streken in, wetende dat hij de steun had van Engeland, Zweden en de keurvorst van Beieren. Eerst werden Tongeren en Maaseik bezet en weer werd het zuidelijke Loonse land geteisterd door doortrekkende troepen. Maastricht werd belegerd, maar goed verdedigd door uitbrekende Spaanse ruiterij, die met de Staatsen samenwerkte. Voor de winter trokken de Fransen zich terug naar de omgeving van Luik. Nu ging stadhouder Willem III met zijn troepen naar deze streken. Dat kostte elke plaats heel wat schade. Het enige succes van Willem was overigens bij die tocht het terugveroveren van Valkenburg. In 1673 na een nieuwe belegering van de Fransen van Maastricht veroverden zij na enkele maanden de stad.
1676 In 1676 mislukte een poging om de stad Maastricht terug te veroveren. In 1678 werd vrede gesloten waarbij de toestand van voor 1672 werd hersteld. Maastricht is van 1673-1678 in Franse handen geweest.
1678 Te Schinnen hadden in juli 1678 strooptochten plaats door Duitse troepen (20.000 man), waaraan daarenboven grote leveringen moesten worden gedaan. Zij hadden hun kampement opgeslagen omtrent Neerbeek. Op 16 juli kwam een Frans leger te Urmond en op 19 juli trokken de Brandenburgse, de Luynenburgse, de Munsterse en de Paderbornse troepen naar de Graatheide om tegen de Fransen slag te leveren. Deze verweerden zich, ook op 20 juli, zodanig dat de Duitsers zich terugtrokken en nog tot 27 juli te Geleen bleven.
1688 Lodewijk XIV maakte weer aanspraak op gebieden in de zuidelijke Nederlanden en het Rijnland. De vijandelijkheden beperkten zich voor een groot deel tot het huidige Belgisch Limburg en een deel van Nederlands Zuid-Limburg. Maastricht bleef dit keer gespaard. Omdat ook Duitse troepen aan de zijde van Spaanse en Hollandse troepen meededen werd Limburg ook na afloop van de Negenjarige Oorlog (1688-1697) nog een tijd lastig gevallen door achtergebleven soldaten.
1702 In 1702, vijf jaar na het einde van de negenjarige Oorlog, begon er een nieuwe oorlog: de Spaanse successieoorlog (1702-1713), tussen de Franse koning Lodewijk XIV aan de ene kant en keizer Leopold I van het Heilig Roomse Rijk, de Republiek der Nederlanden en Engeland, aan de andere kant. Er waren bij dit conflict ook allerlei huurlingenlegers, uit o.a. Duitsland betrokken. In 1703 stonden tussen Tongeren en Maastricht weer legers tegenover elkaar. Pas in 1704 was de gehele streek van Franse en andere buitenlandse legers bevrijd.
1740 De Oostenrijkse successieoorlog (1740-1748) om de Oostenrijkse troon, waarbij vele landen betrokken waren, werd voor een deel ook uitgevochten in onze streken. Bij Maastricht vindt in 1747 een grote veldslag plaats (slag bij Lafelt).
1795 In 1795 wordt onze streken door de Franssen ingelijfd.

Laat reactieformulier zien