In de 90-er jaren heb ik in het Elsloose huis-aan-huis blad “de Wegwijzer” een serie gepubliceerd die ik “Over velden en wegen” noemde. In deze serie trachtte ik niet alleen toponiemen (lokale benamingen) te verklaren, maar ook de ontwikkeling tot heden met betrekking tot de wegen en velden rond Elsloo.
Deze serie is blijkbaar veel mensen in het geheugen gebleven, ook bij de redactie van elsloo.info. Zij vroegen mij of ik de serie niet opnieuw wilde publiceren op hun website. Hierin heb ik toe gestemd, alleen is de opzet iets anders.
Ik wil in de nieuwe rubriek niet alleen velden en wegen behandelen maar ook andere onderwerpen zoals de achtergronden van families, huizen, verenigingen enz. maar zeker ook vragen van lezers over wat wij “Aelserlogie” (alles aangaande Elsloo) noemen.
Het doel van deze rubriek is om de huidige generatie door meer te informeren over het verleden het besef bij te brengen dat het heden in de toekomst ook ooit als verleden de basis van het heden zal zijn. Wij dragen aldus een grote verantwoording voor het heden van de volgende generaties. Deze gedachten vormen de basis voor de in dit kader geplaatste rubrieken op elsloo.info. Met andere woorden: hoe is het zo gekomen en hoe zal het verder gaan?
Foto boven: Een groep brikkebekkers (steenbakkers) uit Elsloo: Giel Hoeveler met vrouw en kinderen Trees, Truu, Jan en Gielke. Uiterst rechts staat Giel Wanten, de gruusjong. Zijn taak was het om steenkool tussen de lagen bakstenen te leggen.
Foto's Brikkenbekkers, met dank aan Guus Smeets catsopvanvreuger.com en Streekmuseum Elsloo.
In Limburg trokken veel mensen, die dreigden ten onder te gaan, van de dorpen naar de opkomende industrie in Maastricht, Luik, Aken of ook naar Amerika. De Maaskanters waren echter sterk verbonden met hun streek en kozen voor een mogelijkheid waardoor ze hier toch konden blijven wonen, “brikke bakke” (bakstenen bakken) op “ut Pruuses” (Westfalen en het Rijnland). Hun motivatie was eigenlijk dat het brikke bakke als seizoenswerk hun de kans bood om als kleine landbouwer te kunnen blijven bestaan. Men had om de slechte landbouwtijden door te komen aanvullende inkomsten nodig. De prijzen voor de producten werden namelijk steeds lager terwijl de pachtgelden niet daalden.
De brikkebekkers kwamen overigens niet alleen uit de Maaskant, maar ook uit de andere Limburgse dorpen (aan beide zijden van de Maas). Telling 1905 door bisdom Roermond: 5600 trekarbeiders gaan naar Duitsland. O.a. Uit Stein 440, Elsloo 150, Urmond 100, Grevenbicht 170, Brunssum 220, Schinveld 350 en Susteren 170.
Links Louis Dirix, erachter Sjeng Dirix. Bekende brikkebekkers uit Catsop die ook het zandtransport daarvoor verzorgden. Aan de Kitsenberg in Catsop was een zandkuil.
Ballade van de brikkenbekker
Allengs is brikkenbakken verre dode klank in lang voltooid verleden tijd, die Maaskanters tot poëzie nooit noodde. Rauw en rijmloos was hun stille strijd om brood en die, posthuum veelal, een ode oproept aan de bakker toegewijd.
Als ‘t paasvuur-alleluja was gestorven, spijkerde hij raam en deuren dicht en klom met kleren volgepropte korven op een huifkar bij het eerste licht. Hij had van Maaskant armoede georven. Bijstand was een droom zonder gezicht.
Uit kleffig kleideeg zwaar en zuur gebakken vond hij brood over de Rijnland-grens. Om vier uur ‘s morgens in de slaapbarakken heeft hij menig vroege haan verwenst. Van lange rust op stro-gevulde zakken was geen sprake bij de brikkenmens. In mist en modder mengden blote voeten tramp‘lend leem en water tot een deeg. Voor vrouw en kind was brikkendragen boete, als hun buikvel eelt en kenen kreeg. Geen wonder dat het speelse kind als zoete kraai de nacht aan ‘t lange dagsnoer reeg.
De brikkenbakker at en dronk maar even. ‘t Was alsof het eigenlijk niet mocht. Hij dronkjenever-foezel bij het leven. Kicks voor werklust zaten in het vocht. Maar niemand is bij brikken stoned gebleven, ondanks achttien uren stenen-tocht.
Wat contra-ritmisch speelde bij de mannen klei tot knikkers knedend ‘t kleinste kind; terwijl zijn moeder blauwe blikken kannen koffie droeg door regenweer en wind, om stijve kromme lijven te ontspannen, die j’op oude ansichten nog vindt. En toch steeg uit het modd’ren in de vreemde, zinderend als ovens, een refrein; een lied, dat niet naar klaagezangen zweemde. Harmonie was er op elk terrein, waarbij hun klei maar niet het hart versteende Niemand dreef een kil en bazig brein.
Ze vierden samen daar de dag des Heren, Die hen ‘s zondags vroeg ter kerke riep, om voor het rusten eerst hun God te eren, Die de mens in het begin ook schiep uit klei en al zijn macht om te boetseren. Bid-en-werk zat in hun brood heel diep.
Des avonds als de dorpsmuziek er speelde klonk melancholiek harmonika, waarmee het deinend kind zijn heimwee streelde en de meisjes dansten voör en na hun polka met de mannen, tot hun weelde weldra zonk in foezel-gloria.
De laatste nacht goot sterren over ‘t droomland en Sint Rochus ... kermis ... Stein verscheen! Voor hen werd een miljoen gebakken veldbrand gouden kruimel brood voor iédereen, om even weer te leven aan de Maaskant over grenzen...herfst en winter heen.
Deze foto hebben we van Guus Smeets uit Catsop ontvangen. De foto komt uit bezit van familie Tilmans-Reubsaet. Op basis van andere foto's op deze site schatten we het jaartal op omstreeks 1920. En we schatten in dat het klas 1 en 2 is, ook omdat er 2 onderwijzers op staan. Gecombineerde foto's werd toen vaak gedaan omwille van de hoge prijs van foto's.
Volgens alles is de deftige heer ter linkerzijde meester Hennissen. De juffrouw in het midden is nog onbekend. Een van de kinderen moet van de familie Tilmans zijn. Op de 2e rij, helemaal rechts, het jongetje met de krukken is Lei Reubsaet
De foto is waarschijnlijk genomen voor de toenmalige school Op de Berg, die later voor de aanleg van het Julianakanaal moest wijken.
Wie weet in welk jaar deze foto gemaakt is en kent namen van de kinderen en weet zeker waar de foto genomen is? Reactie naar of via "Reacties" onderaan dit artikel.
Tegenwoordig reist half Nederland de hele wereld over, op zoek naar avontuur, sensatie, vertier of omdat ze anders toch niks te doen hebben. De andere helft reist bijna niet of alleen wekelijks naar de voedselbank. Die reizen en vakanties worden breed uitgemeten op sociale media. Met foto's vooral; tekst zijn we niet zo goed in. In fotograferen meestal ook niet. Maar je hebt ook mensen die een reisblog bijhouden; leuk tot in lengte van jaren. En daarna ook voor kinderen en kleinkinderen.
Zeventig jaar geleden waren er ook mensen die reisden, maar dat waren uitzonderingen. Meestal moest er een reden voor zijn: familiebezoek, voor zaken of op bedevaart. Op bedevaart naar Kevelaer of soms naar Lourdes, aan de voet van de Pyreneeën. Daar waar toen alleen bidders en wielrenners kwamen. In 1858 verscheen daar in een grot de Heilige Maagd Maria maar liefst 18 maal aan een herderinnetje. Er werd een kerk gebouwd en in de jaren erna genazen bedevaartgangers van soms de meest vreselijke ziektes. Dus als je in lichamelijke of geestelijke nood verkeerde ging je naar Lourdes, met de trein meestal en in groepsverband. Ik weet niet of Lourdes ook op afstand werkte, dat je daar kon gaan bidden voor een ziek familielid, denk het wel.
Zo ook oma Hanssen in 1952. Tenminste we nemen aan dat het oma Hanssen was. We kunnen het onze ouders helaas niet meer vragen, maar het heeft er alle schijn van. Ze heeft de achternaam van vader immers goed gespeld, die van moeder niet. Want dat was Voncken met ck. Vreemd dat ze als adres Dorpstraat in Elslo vermeld; zonder huisnummer en Elsloo met maar één "o". Thei Hanssen en zijn vrouw Mia hebben nooit in de Dorpstraat gewoond, maar woonden in 1952 als pas getrouwd stel op de Stationsstraat 96, daar waar nu Heijthuijsen Touringcars is gevestigd. En thuis zei ook niemand "Theo" tegen hem; dat heeft ze waarschijnlijk gedaan om de postbode op het goede spoor te zetten.
Opa en oma Hanssen bestierden in 1952 een groentewinkel annex café annex rijwielstalling annex haringinleggerij (in het seizoen) tegenover station Beek-Elsloo. Opa (1891-1976) was toen al met vroegpensioen van de Staatsmijnen. Hij runde de groentewinkel en legde de haringen in. Oma (1896-1988) zwaaide de scepter over de rijwielstalling en het café. Dat laatste had opa het liefst gedaan. Maar oma kende haar pappenheimers.
Nadat ze in 1957 stopten en naar de Spoorstraat in Elsloo verhuisden, werkte opa tot zijn levenseinde in 1976 bij Thei in diens groente- en levensmiddelen winkel op het Dorine Verschureplein 16. Hij bezorgde kleine bestellingen bij een select groepje klanten, vooral daar waar hij als fooi een "dröpke" kreeg. Daar had hij zelfs halsbrekende toeren op zijn herenfiets voor over. Soms moest ie zelfs een extra rondje rond het plein fietsen omdat hij zijn been niet over de stang getild kreeg en dus niet kon afstappen. Damesfietsen waren aan hem blijkbaar niet besteed.
Maar goed, terug naar de kern van het verhaal. Blijkbaar was er in 1952 een reden voor oma om naar Lourdes te gaan. Misschien om geluk en voorspoed te bewerkstelligen voor het kersverse bruidspaar op de Stationsstraat in Elsloo?!
Sociale media en internet waren niet aan de orde, daar werd 20 jaar later pas het eerst mee geëxperimenteerd. Bellen ging toen nog met een bakkelieten toestel met draad van hier tot ginder en was peperduur.
Dus dan stuurde je een ansichtkaart. Dat was een fotokaart van de plaats waar je was; meestal het meest fotogenieke plekje of het gemeentehuis of de kerk. Ingeval van Lourdes dus de kerk, al dan niet met grot en bergen op de achtergrond. Of een uitbeelding van de Maria-verschijning, waarvoor oma gekozen had.
Op de achterzijde van de ansichtkaart waren rechts een aantal stippellijnen voorgedrukt; daar moest je naam, straat en woonplaats vermelden. Toen nog zonder postcode. Zelfs met verkeerd adres en één "o" te weinig kwam die nog aan op de Stationsstraat in Elsloo. Dat bewijst de afbeelding helemaal bovenaan wel. En op de achterzijde had je links de helft van de kaart ter beschikking om het thuisfront te vertellen dat je goed was aangekomen, hoe warm het op je vakantieadres was, dat het hartstikke mooi was, hoe het eten was, meestal met te veel olijfolie die men hier toen helemaal niet kende, een enkeling zal wel vermeld hebben dat ie aan de dunne was en tenslotte de oproep om aan iedereen de groeten te doen. Een globetrotter in spé vermeldde voor de grap "ik kom niet meer terug". Ingeval van Lourdes had je nog kunnen vermelden hoeveel reisgenoten al genezen waren of hoeveel kaarsen je al aangestoken had. Veel mensen schreven piepklein om hun vakantiebelevenissen op die halve achterkant te vermelden.
Niets van dit alles bij oma Marie Hanssen-Nijsten. Het was al geen vrouw van veel woorden. Maar als ze tot je sprak was het streng en ferm. Als kind had je ontzag; later moesten we vaak met haar lachen en dan lachtte ze zelf het hardst mee. Opa had niet zo'n last van die ferme taal. Hij hoorde slecht. Vooral als het hem goed uit kwam. Selectief doof was ie.
Oma beperkte haar boodschap op de ansichtkaart tot "De mam. Daag" Daar kon het thuisfront het mee doen. Ze wisten in elk geval dat zij goed was aangekomen.
Op de foto: opa en oma Hanssen-Nijsten omstreeks 1965