1905 Brikkebekkers
Foto boven: Een groep brikkebekkers (steenbakkers) uit Elsloo: Giel Hoeveler met vrouw en kinderen Trees, Truu, Jan en Gielke. Uiterst rechts staat Giel Wanten, de gruusjong. Zijn taak was het om steenkool tussen de lagen bakstenen te leggen.
Foto's Brikkenbekkers, met dank aan Guus Smeets catsopvanvreuger.com en Streekmuseum Elsloo.
In Limburg trokken veel mensen, die dreigden ten onder te gaan, van de dorpen naar de opkomende industrie in Maastricht, Luik, Aken of ook naar Amerika.
De Maaskanters waren echter sterk verbonden met hun streek en kozen voor een mogelijkheid waardoor ze hier toch konden blijven wonen, “brikke bakke” (bakstenen bakken) op “ut Pruuses” (Westfalen en het Rijnland). Hun motivatie was eigenlijk dat het brikke bakke als seizoenswerk hun de kans bood om als kleine landbouwer te kunnen blijven bestaan. Men had om de slechte landbouwtijden door te komen aanvullende inkomsten nodig. De prijzen voor de producten werden namelijk steeds lager terwijl de pachtgelden niet daalden.
De brikkebekkers kwamen overigens niet alleen uit de Maaskant, maar ook uit de andere Limburgse dorpen (aan beide zijden van de Maas). Telling 1905 door bisdom Roermond: 5600 trekarbeiders gaan naar Duitsland. O.a. Uit Stein 440, Elsloo 150, Urmond 100, Grevenbicht 170, Brunssum 220, Schinveld 350 en Susteren 170.
Meer over de brikkebekkers kunt u hier lezen >
handwerk
Brikke-ovens
Links Louis Dirix, erachter Sjeng Dirix. Bekende brikkebekkers uit Catsop die ook het zandtransport daarvoor verzorgden. Aan de Kitsenberg in Catsop was een zandkuil.
Ballade van de brikkenbekker
Allengs is brikkenbakken verre dode
klank in lang voltooid verleden tijd,
die Maaskanters tot poëzie nooit noodde.
Rauw en rijmloos was hun stille strijd
om brood en die, posthuum veelal, een ode
oproept aan de bakker toegewijd.
Als ‘t paasvuur-alleluja was gestorven,
spijkerde hij raam en deuren dicht
en klom met kleren volgepropte korven
op een huifkar bij het eerste licht.
Hij had van Maaskant armoede georven.
Bijstand was een droom zonder gezicht.
Uit kleffig kleideeg zwaar en zuur gebakken
vond hij brood over de Rijnland-grens.
Om vier uur ‘s morgens in de slaapbarakken
heeft hij menig vroege haan verwenst.
Van lange rust op stro-gevulde zakken
was geen sprake bij de brikkenmens.
In mist en modder mengden blote voeten
tramp‘lend leem en water tot een deeg.
Voor vrouw en kind was brikkendragen boete,
als hun buikvel eelt en kenen kreeg.
Geen wonder dat het speelse kind als zoete
kraai de nacht aan ‘t lange dagsnoer reeg.
De brikkenbakker at en dronk maar even.
‘t Was alsof het eigenlijk niet mocht.
Hij dronkjenever-foezel bij het leven.
Kicks voor werklust zaten in het vocht.
Maar niemand is bij brikken stoned gebleven,
ondanks achttien uren stenen-tocht.
Wat contra-ritmisch speelde bij de mannen
klei tot knikkers knedend ‘t kleinste kind;
terwijl zijn moeder blauwe blikken kannen
koffie droeg door regenweer en wind,
om stijve kromme lijven te ontspannen,
die j’op oude ansichten nog vindt.
En toch steeg uit het modd’ren in de vreemde,
zinderend als ovens, een refrein;
een lied, dat niet naar klaagezangen zweemde.
Harmonie was er op elk terrein,
waarbij hun klei maar niet het hart versteende
Niemand dreef een kil en bazig brein.
Ze vierden samen daar de dag des Heren,
Die hen ‘s zondags vroeg ter kerke riep,
om voor het rusten eerst hun God te eren,
Die de mens in het begin ook schiep
uit klei en al zijn macht om te boetseren.
Bid-en-werk zat in hun brood heel diep.
Des avonds als de dorpsmuziek er speelde
klonk melancholiek harmonika,
waarmee het deinend kind zijn heimwee streelde
en de meisjes dansten voör en na
hun polka met de mannen, tot hun weelde
weldra zonk in foezel-gloria.
De laatste nacht goot sterren over ‘t droomland
en Sint Rochus ... kermis ... Stein verscheen!
Voor hen werd een miljoen gebakken veldbrand
gouden kruimel brood voor iédereen,
om even weer te leven aan de Maaskant
over grenzen...herfst en winter heen.
Cor Beurskens, kapelaan te Stein (dec. 1980)
- Laatste update op .