Skip to main content

Historie

In de 90-er jaren heb ik in het Elsloose huis-aan-huis blad “de Wegwijzer” een serie gepubliceerd die ik “Over velden en wegen” noemde. In deze serie trachtte ik niet alleen toponiemen (lokale benamingen) te verklaren, maar ook de ontwikkeling tot heden met betrekking tot de wegen en velden rond Elsloo.

Deze serie is blijkbaar veel mensen in het geheugen gebleven, ook bij de redactie van elsloo.info. Zij vroegen mij of ik de serie niet opnieuw wilde publiceren op hun website. Hierin heb ik toe gestemd, alleen is de opzet iets anders.

Ik wil in de nieuwe rubriek niet alleen velden en wegen behandelen maar ook andere onderwerpen zoals de achtergronden van families, huizen, verenigingen  enz. maar zeker ook vragen van lezers over wat wij  “Aelserlogie” (alles aangaande Elsloo) noemen.

Het doel van deze rubriek is om de huidige generatie door meer te informeren over het verleden het besef bij te brengen dat het heden in de toekomst ook ooit als verleden de basis van het  heden zal zijn. Wij dragen aldus een grote verantwoording voor het heden van de volgende generaties.
Deze gedachten vormen de basis voor de in dit kader geplaatste rubrieken op elsloo.info. Met andere woorden: hoe is het zo gekomen en hoe zal het verder gaan?


Guus Peters
Streekhistoricus, Publicist en Gids

Deel 22: De Dorpen - Maaskantdorpen in de vroege middeleeuwen

Over de vroegste geschiedenis van de dorpen van voor 1300 is niets op papier overgeleverd. Helaas is het ook het overgeleverde bronnenmateriaal uit deze eeuwen heel beperkt. In veel gevallen is de archeologie onze enige bron. Veel is dus onduidelijk. Het debat over deze periode is steeds in beweging. Alles wat hierover geschreven is en wordt (ook door ons) is gebaseerd op reconstructie van de vroegere situatie aan de hand van recentere archiefgegevens en analysering van (kadaster)kaarten.

De oorspronkelijke ligging van de dorpen komt voort uit de eisen die het gemengde agrarische bedrijf stelde. De vestigingsplaats van een agrarische nederzetting wordt vooral bepaald door de bereikbaarheid van de verschillende geëxploiteerde gebieden. Hierin onderscheiden zich 5 componenten: water, bouwland, weidegronden, brandstof en bouwmaterialen, waarbij de aanwezigheid van water van het grootste belang was.
(naar H. Renes landschappen van Peel en Maas).

Willen we de middeleeuwse kernen van onze dorpen zoeken, dan moeten we die zoektocht beginnen door te zoeken naar de meest gunstige vestigingsplaats. En dat is in het Maasdal, in de hellingen op de overstromingsgrens van de Maas in de buurt van water. Ook moeten we tijdens de zoektocht bedenken dat een nederzetting dynamisch was. Als de omstandigheden veranderden, veranderde ook de structuur van de dorpen. Maasverplaatsingen, drijfzandverzakkingen, ontginningen boven de hellingen hebben het zwaartepunt van onze dorpen doen verschuiven vanuit het Maasdal naar de gebieden bovenop de helling richting Graetheide.

J. Renes De Geschiedenis van een cultuurlandschap 1988
ISBN 90 232 2263 6 Blz 55

Lineaire nederzettingen:
Een voorbeeld van een lineaire nederzetting levert de reeks dorpen Amby, Heer en Gronsveld.
De vorm is hier gebaseerd op de hoogteverschillen in het terrein: de oudste delen van deze dorpen worden gevormd door een enkele rij huizen aan de oostzijde van de weg op de grens van de hoge akkers en de lagere graslanden. Deze grensligging werd ingegeven door bodemgebruik, dat zelf weer samenhing met de hoogteverschillen in het terrein. Tussen bouwland, weiland en boerderij bestond een intensieve uitwisseling: vee van de boerderij naar de weide en soms naar het bouwland (stoppelweide): mest van de boerderij naar het bouwland en oogst in omgekeerde richting. De meest gunstige woonplaats lag op de grens van bouwlanden weiland, waarbij het weiland zowel de natte graslanden en de dalen kon betreffen als de hoger gelegen bos- en heidegebieden. Door op de grens van bouw- en weiland te gaan wonen verminderde een boer zijn loopafstanden tot een minimum. Hooilanden werden maar zelden bezocht (voornamelijk om te maaien) en hadden daardoor veel minder invloed op de vestigingsplaats. Ook langs oude Maaslopen vinden we lineaire nederzettingen.

 Het vroegmiddeleeuwse Elsloo

01TussenMaasEnGraetheide-dorpen

Elsloo 1817

Op deze kaart is het oude dorp in zijn geheel weergegeven. Het lijkt alsof dit altijd de kern van Elsloo is geweest. Dit is echter niet het geval. Slechts een heel klein deel van de huidige oude kern behoorde tot het oorspronkelijke middeleeuwse Elsloo van voor 1500. De huidige Maasberg en Op de Berg waren een uiteinde van dit oudste Elsloo, het andere uiteinde lag nabij de huidige autowegbrug over de Maas richting België. Elsloo was voor 1500 een langgerekt straatdorp dat lag op de plaats waar nu de Maas stroomt. Hier lag ook het oorspronkelijke kasteel en in de helling de eerste kerk van Elsloo.

02TussenMaasEnGraetheide-dorpen

Elsloo ca. 1000

Het oudste Elsloo lag langs de "oude weg" in de helling van het Maasdal, deze kwam vanaf Geulle via Terhagen (door het huidige kasteelpark). De gehuchten Catsop en Terhagen bestonden nog niet. De "oude weg" (op de tekening hierboven in rood) volgde vanaf het oude kasteel (bruine punt) waarvan de restanten bij laagwater nog in de Maas te zien zijn, de hellingen langs het Maasdal in de richting van kasteel Stein, met een aftakking richting waar nu Meers ligt.
Zie tevens: http://www.elsloo.info/kasteel-van-elsloo

Langs deze weg, de Jodenstraat, lag in lintbebouwing de oudste kern van Elsloo. Achter deze kern lag de dorpshaag (geel ingetekend op de kaart). Van de weg splitsen twee veedriften af, één richting Scharberg en de ander richting Catsop, toen het weidegebied van Elsloo. Zie ook: http://www.elsloo.info/landschap-en-maas/260-deel-32-catsop-

Ook splitst een veldweg (oranje) af naar het Elserveld, die een verlengde kende in de Eeckersteeghe, de weg naar het Graetbos om varkens te "ekeren" (hoeden). Om de velden heen ligt een landweer, de grens met de "wildernis". Deze landweer liep via de Scharstraat, de Driekuilenweg en de Raadhuisstraat waar hij ter hoogte van de kapel aansloot op de steile helling langs de Slakbeek. De huidige Dorpstraat was toen nog niet bebouwd. Er zullen ongetwijfeld toegangen vanuit het dorp naar het Maasdal zijn geweest, maar deze zijn niet aan te duiden. De Maas heeft alle aanknopingspunten weggevaagd.

03TussenMaasEnGraetheide-dorpen

1837

04TussenMaasEnGraetheide-dorpen

1925

05TussenMaasEnGraetheide-dorpen

1950

06TussenMaasEnGraetheide-dorpen

1980

Het vroeg middeleeuwse Stein

07TussenMaasEnGraetheide-dorpen

Stein bestaat eigenlijk uit twee groeikernen. Keerend en oud-Stein rond de kerk. De eigenlijke dorpskern met kerk is, in tegenstelling tot de overige kernen, in zijn grondvorm een zwermdorp en geen straatdorp. Toch klopt hier de gangbare theorie over een zwermdorp niet. Een zwermdorp kent een centraal plein meestal met kerk waarom heen de boerderijen liggen, vanuit dit plein vertrekken dan verschillende wegen waarlangs ook bebouwing ligt. Het centrum van Stein is echter geen rond plein, maar een stratencirkel. Dus eigenlijk kunnen we hier spreken van lintbebouwing in een cirkel.

08TussenMaasEnGraetheide-dorpen

Stein ca. 1000 na Chr

Stein reconstrueren is gecompliceerd, omdat Stein eigenlijk uit twee dorpen (groeikernen) bestaat.
In Stein kwamen twee wegen bij elkaar. Een weg vanaf Beek en de "oude weg" vanuit het oude Elsloo. Ook denken we dat de oudste wegen uit meerdere sporen bestonden en pas bij de kerk bij elkaar kwamen en vandaar de helling volgden richting Urmond. Zowel Stein als Keerend kenden een eigen dorphaag (geel ingetekend in bovenstaande afbeelding).

Vanuit de weg naar Beek ( overigens een weg waarlangs diverse Romeinse vondsten zijn gedaan) vertrokken veedriften (o.a. de Reekstraat) naar weiden in het Meldert. Ook zal er een weg naar het Graetbos hebben bestaan, welke wij samen te zien vallen met de weg naar Beek. De "Voelsteeg" was de toegang tot de velden van Keerend. Bij kasteel (bruine punt in afbeelding), dat mogelijk toen nog niet bestond, zal de veedrift ongetwijfeld ook een verbinding met de weg naar Elsloo hebben gemaakt.
Vanuit de kern Stein bij de kerk vertrokken een tweetal veedriften naar het Maasdal (Kelderstraat vanaf Wilhelminaplein). Bij de kerk vertrok zowel een veedrift naar het Maasdal als een naar het Graetbos (het latere Houtereinde, hout betekent ook bos).

Vanuit het dorp was de Valderstraat de toegang tot de akkers. Langs het dorp liep de Steinderbeek (de Ur).Bij de kerk is een sterke bron. In het dal lag het "slotje" een adellijk huis. Het gehele complex aan akkers werd omsloten door een landweer (de Steeg, eerste deel van de Smeetsstraat (voorheen het Smis of Smeetswegje), Belboomweg, Platijkweg (Keerender veestraat) en de Heisteeg maakten daarvan deel uit). Wel tekenen we aan dat de landweren in eerste instantie ruim werden opgezet en dat er binnen de landweer niet alleen akkers maar ook weidegebieden lagen, die later in fases werden omgezet tot akkers.

09TussenMaasEnGraetheide-dorpen 

De oude kern van Stein bestaat uit een cirkel gevormd door straten. Wat Stein ook het aanzien van een zwermdorp geeft. Iets dat we in geen enkel dorp in de regio tegenkomen. Alleen het voormalig Landsfort in Heerlen heeft overeenkomsten met deze wegenstructuur. Het verschil is dat in Heerlen een aantoonbare 13 eeuwse versterking heeft gestaan, in Stein niet.
Desondanks wijst de vorm en de strategische ligging op een middeleeuwse ringwalburcht. Wikipedia/Ringwalburg ⇢

Ook is er geen kadestraal verband tussen de percelen binnen en buiten de cirkel. Dat betekent dat de cirkel van wegen al bestond voordat het binnenterrein in percelen werd opgedeeld. De wegen zijn dus ouder. Naast de cirkel lag de kerk eveneens op een verdedigbaar punt en kon dienen als uitkijktoren. Het lijkt er op dat voordat de huizen hier gebouwd werden, de wegen in een of andere vorm al bestonden. De wegen rond de cirkel hebben geen natuurlijke aansluiting met de doorgaande wegen. Hoe het ook zij, het geeft in ieder geval te denken.

Afbeelding embedded (bron)

Afb. Voorbeeld ringwalburcht of vluchtburg. In Europa zijn er in de periode 900 - 1000 vluchtburgen aangelegd om zich te kunnen beschermen tegen invallen van Hongaren, Noormannen en Arabieren.

Bekijk presentatie over de Kelten ⇢

12TussenMaasEnGraetheide-dorpen

Afb. De kern van Stein bij de kerk in 1849

Toelichting bij afbeelding hierboven:
De doorgaande wegen(boven de helling) houden rekening met cirkel in het centrum van Stein. Ook dit wijst erop dat de cirkel al bestond voordat de wegen ontstond. Wij denken dan ook dat men de oudste wegen moeten zoeken aan de voet van de helling waarop Stein ligt en niet bovenop de helling. De huidige Kruisstraat heette vroeger " De Hal" en liep vanaf het Wilhelminaplein (voorheen Op de Berg) tot aan de Halstraat (vandaar ook deze naam)
Als aanduiding waar iemand woonde werd niet gezegd in de Kruisstraat maar "dae woont op de Hal".
"Hal" betekent grote overspannen ruimte. In steden kende men lakenhallen, maar het was ook een aanduiding voor het centrale gebouw van een kasteel. In het Engels kent men nog de "townhall" voor stadhuis en "hall" in de namen van kastelen.

Aan de overzijde van de Maas bij Elsloo (op Belgisch grondgebied, tegenover de ruïne van het oude kasteel van Elsloo in de Maas) lag tot voor kort ook een groepje huizen genaamd "Op de Hal".
Ook in Elsloo overleefde de naam eeuwenlang de naamgever. Misschien is dit in Stein ook het geval geweest en verwijst de aanduiding Hal naar een vroege vesting / vluchtburcht.

  • Laatste update op .

Deel 20: van de Moordkuil (Moardkoel) tot het Gericht

De Moordkuil is een toponiem in het Elserveld welk werd begrensd door het Meldert, de Driekuilenweg, de Dross de Sauvetstraat en de Elserheggen (nu nog aanwezig als een restant veldweg gelegen tussen de nieuwe woonwijken en behouden als straatnaam in het nieuwbouwplan). De Moordkuil was niet de oorspronkelijke naam voor dit gebied, dit was Berle (barrel, ton). Binnen het Berle lag echter een perceel welk al in 1514 Mortkeul werd genoemd.

Tussen Maas en Graetheide-2-147

Afb: De gele cirkel geeft de Heiberg weer. Een strategische hoogte aan de rand van de heide. Hier kon men het heidegebied goed overzien. In de cirkel ziet men tevens de restanten van de Moordkuil. Ter oriëntatie: De van zuid naar noord lopende verbinding tussen de Driekuilenweg (beneden) en de Elslooërheggen (boven) is de huidige Dross de Sauvetstraat.

Vroegere onderzoekers dachten dat de naam iets te maken had met moord en terechtstellen, echter "Moordkuil" was de oude naam voor een kazemat, een verdedigingswerk. Uit de overlevering weten we ook dat de mensen hun vee in de Drie Kuilen hebben verstopt toen in 1794 de Fransen binnen vielen. Bekend zijn de boerenschansen in de diverse plaatsen, dit waren omgrachte driehoeken. Deze werden op het platteland in de velden gebouwd om zich te verdedigen tegen plunderaars die het meestal op het vee hadden voorzien.
De landweer maakte ter plaatse een bocht, die werd aan de achterkant afgesneden door de Heibergweg, die hier een diep holle weg vormt. Deze weg in combinatie met de bocht in de landweer kunnen heel goed als schans gediend hebben. Het gebied was daardoor omgracht en lag op een strategische hoogte (de Heiberg).

Tussen Maas en Graetheide-2-148

Afb: Duidelijk is te zien dat de bocht in de landweer, samen met de verbinding er achter, een omgracht geheel vormden.

Tussen Maas en Graetheide-2-149

Afb: Voetpad over de voormalige veldweg de “Elserheggen”, onderdeel van de landweer. Loopt van Dross de Sauvetstraat naar het Meldert, met de Moordkuil. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-150

De kromming in de landweer is verdwenen echter de achterliggende grachten zijn nog intact. Restanten van oostelijk gracht van de “Moordkuil” (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-151

Afb: Vanaf de kruising tot aan bebouwing in Stein is de Driekuilenweg een restant van de landweer. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-152

Afb: In Stein zijn grote delen van de oorspronkelijke landweer “de wallen van Stein” behouden gebleven en geconserveerd. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-153

Afb: De wallen van Stein zijn een geliefd wandelgebied. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-154

Afb: Restant van veedrift tussen verhoogde wallen te Nieuwdorp-Stein. Een van  “bovengrondse holle wegen“ naar de Graetheide. De, geel gemarkeerde, begroeide verhoging is duidelijk zichtbaar. Hierop stond de haag. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-155

Afb: Groepje bomen nabij manege “’t Hetje” te Stein. Restant van originele landweer. Hier lag het “Heygaet” een doorgang in de landweer naar de heide. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-156

Afb: Rond 1925 was de situatie aan het einde van de Mauritsweg helemaal anders als de huidige. Langs de Postbaan en de oorspronkelijke uitloop van de Mauritsweg lagen diverse huizen. Door de aanleg van de A2 en omleging Mauritsweg raakten deze afgezonderd. Rond 1978 werden ze afgebroken en is het gebied in het DSM terrein opgegaan. Goed te zien is het SBB, de Kerenshof (Hennekens) en de afgebroken wijk “ (Auw) Kerensheide”, nu NAK4. Lees hier een uitvoerige beschrijving van Oud-Kerensheide>

 Tussen Maas en Graetheide-2-157

Afb: Het verloop van de landweer aan het eindpunt van de Mauritsweg

Tussen Maas en Graetheide-2-158

Afb: Links, tot medio 2011 aanwezige restanten van de landweer langs de A2 (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-159

Afb: Noordelijke gedeelte van originele wallen van Stein (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-160

Afb: Restant van het landbouwgebied binnen de wallen van Stein tussen woonwijk Kerensheide en noordelijke wallen. In dit gebied lag het Gericht van Stein, de gerechtsplaats (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-161

Afb: Gericht van Stein ingetekend op oude kaart. De rode lijn markeert de landweer De toekomende weg is de huidige Veestraat.

Tussen Maas en Graetheide-2-163

Afb: Buitenzijde noordelijke Wallen van Stein (Foto Guus Peters)

 

  • Laatste update op .

Deel 19: De landweren in de gemeente Stein

Uit de oudste grensbeschrijvingen van Elsloo en Stein blijkt duidelijk dat de landweer de grens vormde.


Uit: de Bijfanck van 1462.
De grensbeschrijving van Elsloo. De rondgang langs de grenzen, de bijfanck, begon in de Drie Kuilen aan het Meldert. Hier volgde men de grens “den Graef” zijnde de landweer langs de heide (nu dus midden door Elsloo). De Landweer en de grens eindigden aan “den Beecker Grindell”. Dit punt lag ter hoogte van de spoorwegovergang Beek-Elsloo. Dit was de toegang van Beek naar de heide.

Uit: bij een oude kaart van Stein, Pater Munsters.
De oostgrens wordt daarin beschreven van de beek de Ur in het noordoosten langs een oude sloot naar de Heerstraat, om vervolgens langs de Graetheide oostelijk de landweer te volgen om het Cortenbosch (Steinerbos) en om de kamp heen langs de Heydriesch van Stein naar de Krekelsberg en dan verder tot aan de Scharstraat.


Deze grenzen kunnen we makkelijk terugvinden o.a. in oude veldwegen en restanten van de landweer in Stein op kaarten van voor 1960. Echter niet meer zo gemakkelijk op de hedendaagse kaart. Projecteren we het tracé op een recente kaart, dan zien we dat de landweren door een geheel dicht gebouwd gebied gaan. Dit verloop zullen we in detail vanaf Elsloo tot Obbicht weergeven.

Tussen Maas en Graetheide-2-138

Afb: De oude kaart van Stein uit 1724 welke Pater Munsters beschreef. Duidelijk is te zien dat er buiten de landweer nog geen ontginningen hebben plaatsgevonden.

Tussen Maas en Graetheide-2-139b

Afb: Frerrariskaart (klik er op voor vergroting) De landweer is op deze Ferrariskaart uit 1773 het duidelijkst getekend om het zuidelijk gedeelte van de Graetheide. Alleen de Oostenrijkse gebieden zijn uitgewerkt, vreemd in deze is dat Stein wel is uitgewerkt maar geen Oostenrijks gebied was. Misschien speelt het een rol dat de Oostenrijkse Kinskys destijds de kasteelheren van Stein waren.

Men heeft het vermoeden dat de tweede landweer, zoals die op de Ferrariskaart is ingetekend, stamt uit de 15e eeuw. Gezien het grillig verloop rond de heide, lijkt het erop dat er op een zeker moment centraal beslist is om rond de tot dusver ontgonnen gebieden landweren aan te leggen. Niet alleen om de eerder omschreven functies aan te geven, maar ook als aanduiding van de grenzen met het in gezamenlijk bezit en beheer zijnde Heidegebied.

De begrenzing van deze landweer zal eeuwenlang stand houden en bewaakt worden. Men hechtte groot belang aan deze grens gezien deze op diverse kaarten uit de 18e eeuw exact is ingetekend. De landweren zijn ook op de Tranchotkaart van 1803 nog ingetekend en goed te herkennen.

Pas vanaf 1766, na gezamenlijk overleg, is toestemming verleend aan de dorpen voor het ontginnen van een kwantum bunders in de heide. Uiteraard wordt deze afspraak door sommigen overschreden wat weer onderlinge strijd veroorzaakt. Toen de Fransen kwamen vormde de Oude Baan (niet te verwarren met deels nog bestaande Oude Postbaan) de grens met de heide.

Tussen Maas en Graetheide-2-141

Afb: De situatie van ca 1500. De veedriften en landweren ingetekend op de Tranchotkaart van 1803.

De landweer op de Tranchotkaarten
Op basis van de oude Tranchotkaarten hebben we het verloop van de landweer (en de veedriften) -zoals die op de Ferariskaart zijn weergegeven- in detail kunnen traceren. Op deze kaart kan men zien dat in 25 jaar tijd een groot gebied werd ontgonnen. De landweer heeft op dat moment zijn functie verloren. Vanaf de Tranchotkaart konden we vervolgens het verloop overbrengen op een recente topografische kaart. Het verloop van de landweer van Elsloo tot Obbicht zullen we in detail nagaan.

Tussen Maas en Graetheide-2-142

Tussen Maas en Graetheide-2-143

Afb. Het verloop van de voormalige grens met de Graetheide in de gemeente Stein ingetekend op een recente kaart.

Einde functie landweer
Na 1500 veranderen de landbouwmethoden. Was eerst het drieslagstelsel gangbaar, in de 17e eeuw gaat men steeds meer over op een methode waarbij groenbemesting een grotere rol speelt, dus geen beweiding meer door het jaar heen. Verder verdween eind 18e eeuw de constante oorlogssituatie waarin men steeds verkeerde. Hierdoor verminderde het gevaar van veediefstal. Ook het grootwild was door het inkrimpen van de heide vrijwel verdwenen en vormde geen bedreiging meer. De landweer werd daardoor overbodig.

Buiten de landweer werd steeds meer ontgonnen, maar zonder aanleg van een nieuwe landweer. De oude landweer bleef midden in de velden achter en werd omgevormd tot veldwegen (zoals in Elsloo en Urmond / Berg) of omgebouwd tot veedrift naar de nog resterende heide (Stein). De begroeiing op de resten van de landweer bleef wel bestaan en diende als gebruikshout.

Zowel de restanten van de wallen van Stein, nu genaamd de Koeveldweg bij Nieuwdorp als de Koestraat (de lendjwaer) als Urmonder veeweg zijn “bovengrondse”holle wegen. Uniek in Limburg!

Het tracé van de landweer binnen de gemeente Stein
Zolang het voormalig Graetheidegebied een landbouwgebied was, was de landweer voor het grootste gedeelte gemakkelijk in het landschap te volgen en te herkennen. Echter na de opening van de Staatsmijn Maurits en tijdens de expansie na de tweede wereldoorlog werd het landbouwgebied in snel tempo nagenoeg geheel opgeofferd aan fabrieksterreinen, autowegen en uitbreiding van de dorpen.

Het tracé van de landweer werd vooral in Elsloo en Urmond over grote lengten vernietigd. Alleen als zodanig onherkenbare restanten bleven over. Het zou goed zijn om dit historisch landschapselement door middel van markeringen zichtbaar te maken en waar mogelijk restanten te conserveren. Om de kennis over het verloop niet verloren te doen gaan zullen we op voorgaande kaart het tracé van de landweer vastleggen. Daarna zullen we op punten de restanten aanduiden en nader op de historie ingaan. We beginnen met de landweer in Elsloo en eindigen in Obbicht.

Tussen Maas en Graetheide-2-144

Afb: De landweer van Elsloo sloot nabij de huidige spoorwegovergang Stationsstraat aan op de landweer van Beek. Een restant is nog als een afgesloten weg aanwezig. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-145

Afb: Schutterskampweg (tussen Stationsstraat-oost en spoorweg) is een restant van de landweer. (Foto Guus Peters)

Tussen Maas en Graetheide-2-146 

 Afb: De bocht Bandkeramiekersstraat /Jurgensstraat bij de Mariakerk. Bij aanleg van de weg werd het oude tracee van de landweer gevolgd, ook daar was deze bocht al aanwezig. (Foto Guus Peters)

 

  • Laatste update op .

Deel 18: De landweren

  • Afbeeldingen | Bronnen ©: Historiehuis van de Maasvallei, Guus Peters, wikiepedia, wikimedia

De grens tussen het bouwland en de heide werd gevormd door de landweren. De landweer was het lange-afstandshek van de middeleeuwen: een aarden wal van gemiddeld een meter hoog, met ondiepe greppels aan weerszijden. Op de wal groeide een dichte vegetatie van doornige planten, de voorloper van de prikkeldraadversperring. De vegetatie moest ondoordringbaar voor mens en paard zijn. De landweer moest ook goed onderhouden te worden, wat een plicht voor iedereen van het dorp was.

Men kan de landweer niet als een vestingwerk beschouwen, maar hij fungeerde toch als een massieve hindernis, een zekere verdedigingsgordel.
De doorgangen in de landweren werden bij gevaar bewaakt en konden worden gesloten. De meeste nog bestaande landweren dateren uit de 13e en 14e eeuw, maar zijn moeilijk te dateren vanwege hun opbouw uit aarde. Maar naar onze mening kennen veel van de nog bestaande landweren oudere voorgangers, korter bij de nederzettingen. Vanwege de uitbreiding van de velden werden nieuwe landweren aangelegd. De oude landweer werd dan dichtgemaakt en het tracé vervolgens als (veld)weg in gebruik genomen.

Afbeelding (embedded norfolktalesmyths): Middeleeuwse afbeelding van een jachtpartij. De landweer (zwart) zit vol konijnen. Het rode gebied moet het achterliggende bouwland voorstellen.

De functies van de landweer -al of niet in combinatie- waren:
-Veewering
-Bescherming tegen (groot) wild
-Grensaanduiding
-Hindernis voor plunderaars

Landweren bestonden in diverse uitvoeringen:
-Enkelvoudige landweer
-Meervoudige landweer
-Uitgebreid stelsel
-Obstakel

De enkelvoudige landweer -een wal met grachten- was de meest voorkomende vorm.

Tussen Maas en Graetheide-2-117

De meervoudige landweer met dubbele gracht en wal


Tussen Maas en Graetheide-2-118Het uitgebreid stelsel werd toegepast op handelswegen om de vervoerders te beschermen tegen rovers en ander gespuis. Maar men dwong hiermee ook het verkeer om de route via de stad te volgen waar tol werd geheven. (Venlo kende een dergelijk landweerstelsel op de Groote Heide langs de weg naar het Duitse Krickebeck)

Doorgangen waren beperkt en smal. Waar de doorgaande wegen of veedriften de landweren kruisten, waren er doorgangen. Dit waren de zwakste punten. In vreedzame tijden kon men de doorgang afsluiten met versterkte slagbomen en lag er een bruggetje (vlonder) over de greppel. In tijden van gevaar werd de vlonder weggenomen en werden schansen bij de doorgangen bemand en dienden ze als uitkijkposten. Men kon geen leger tegenhouden, maar was zo wel in staat groepen soldaten tegen te houden of de terugweg te blokkeren bij de doorgangen. Langs -of opgenomen in de landweer- kwamen ook grotere schansen voor, waarin men het vee kon verbergen c.q. beschermen.

Op oude kaarten kan men langs de landweren, hier in gebied Heidekamppark diverse apart omheide driehoeken of rechthoeken herkennen. Dit kunnen verdedigings schanssen geweest zijn of verstopplaatsen van het vee. ( Zie ook beschrijving Moordkuil onder Elsloo)

Tussen Maas en Graetheide-2-122

Afb: In het geel omcirceld gebied ziet men een concentratie van holle wegen en hagen, waarvan wij de reden niet kennen. Dit complex lag in de buurt van de huidige manege. Ook rechthoekige omwalde gebiedjes. Hier lag ook een doorgang in de landweer (een Heijgaet). We vermoeden dat de naam van de huidige Meijgaetenstraat een verbastering van Heijgaet is.

Tussen Maas en Graetheide-2-123

Afb: Doorgang in de landweer en vertrekpunt kudden bij Keerend. Diagonaal loopt hier de huidige Steinderweg/Heerstraat.

De wallen van Stein wijken echter af van de standaarduitvoering van een wal met gracht. Bij opgravingen van de wallen in Stein door Dr Beckers in 1924, constateert hij dat er sprake is van een buitenwal, een weg, een gracht en een binnenwal. In eerste instantie zou men denken aan een “dubbele landweer” maar de namen (Koestraat bij Nieuwdorp) en Veestraat (bij de Heidekamp ten noorden van Stein, door de Steindenaren de Lendjwaer genoemd) duiden op een verandering in functie van de landweer. Het lijkt er sterk op dat de oorspronkelijke landweer hier aangepast is om twee afzonderlijke veedriften te realiseren, twee bovengrondse “holle wegen”. Die zijn we nog nergens anders in Limburg tegen gekomen.

In Zuid Limburg zijn namelijk het overgrote deel van de oude veedriften holle wegen. In Zuid-Europa komen die echter wel voor. Waar de bodem uit een dun laagje aarde op rotsbodem bestaat, komen uitgegraven holle wegen weer veel minder voor. Hier worden stenen uit de ondergrond opgestapeld tot stenen wanden langs de veedriften.

Tussen Maas en Graetheide-2-125

Afb: Doorsnee veedrift in St. Privat, Frankrijk. Naar: HPM Hillegers 1993 Heerdgang in Zuidelijk Limburg


Wij denken dat in Stein (en Urmond) hierop een variant bestaat. Nadat de landweren door de voortschrijdende ontginningen hun functie verloren, ontstaat de noodzaak om de veedriften door de nieuwe velden naar de teruggedrongen heide te verlengen. Dit kan men doen door de oude veedriften steeds te verlengen, zoals in Elsloo (de Koolweg) of een nieuwe aan te leggen.

In Stein heeft men echter nog een derde manier ontwikkeld: het aanpassen van de landweer. Men gooide de bestaande gracht dicht en parallel aan de eerste werd dan op afstand van ca 5 meter een tweede wal aangelegd. Bij een ander gedeelte bleef de gracht maar werd hiernaast de weg en dan de tweede wal aangelegd. Op deze manier creëerde men veedriften met aan beide zijden twee wallen. De wallen werden met dichte hagen beplant en leverden geriefhout (kachelhout, stelen voor bezems en gereedschap etc)

Deze “bovengrondse veedriften” kunnen we beschouwen als een unicum in Limburg. Ook in Urmond zullen we nog een bovengrondse “holle weg” tegenkomen.

Tussen Maas en Graetheide-2-126

Tussen Maas en Graetheide-2-127

Afbeelding uit Dr. Beckers, Voorgeschiedenis van Zuid Limburg

Bronnen o.a.
-    Het Landschap van Zuid Limburg 1987: Hans Renes Rondom Nieuwdorp blz 59
-    Michel Hegener: Archeologie van het Landschap, blz 83 landweren
-    HPM Hillegers 1993 Heerdgang in Zuidelijk Limburg
-    Voorgeschiedenis van Zuidlimburg , Dr Beckers 1940
-    Bauern im mittelalter , Werner Roessener uitgever: C.H. Beck Munchen

 

Levende en dode hagen
Volgroeide levende vlechthaag en uitgegroeide restant. De landweren waren beplant met levende heggen. Deze vlechtheggen konden bestaan uit hagen van Meidoorn of Sleedoorn waarvan men de takken in elkaar vlocht en afboog om in de grond te wortelen. Op de landweren zelf kon men zeer brede dichte in elkaar gevlochten en vergroeide manshoge beuken-, wilgen en/of eikenhagen aantreffen.

Maas en Graetheide deel18 combi heggen

Afb: Soms treft men nu nog op landweerrestanten uitgegroeide onderdelen van beuken of eiken hagen aan. Dit soort heggen kon overigens ook zelfstandig, zonder landweer als basis, dienen als vee-afscheiding. Niet iedere afscheiding was aan een landweer gekoppeld. Heggen dienden ook als vaste grensaanduiding om percelen, men kende ten slotte geen kadaster.

Het drieslagstelsel
In de middeleeuwen kende men het drieslagstelsel De dorpsakkers waren in drie stukken verdeeld. Op een stuk werden het ene jaar wintergranen (tarwe of rogge) verbouwd, het jaar erna zomergranen (gerst of haver) en het derde jaar lag het braak (dries liggen). De andere twee stukken grond volgden met steeds een jaar verschil, zodat misoogsten opgevangen konden worden met meer verschillende opbrengsten. Daarnaast waren er na-teelten van onder andere groenten, waardoor het menu gevarieerder werd. Ook was het belangrijk voor de bodemvruchtbaarheid, de bodemstructuur en het onderdrukken van onkruid.

In latere eeuwen werd de vruchtwisseling steeds ingewikkelder, doordat er meer gewassen kwamen en men het land ging bemesten. De bemesting zorgde voor een betere bodemvruchtbaarheid. 

De drie stukken bestonden uit percelen waarvan iedereen een of meer eigen percelen in gebruik had. Het was natuurlijk van belang dat iedere boer in elk gedeelte een gelijke oppervlakte aan land had. Na de oogst werd het beheer over alle percelen overgenomen door de gemeenschap en werden op de stoppels het vee geweid. Dit weiden door het vee vereiste natuurlijk ook omheindingen. We gaven eerder al aan dat de landweer een tweezijdige vee-kerende functie had en dat om de dorpen een vaste haag lag. Maar in het veld kunnen ook daarbij vaste hagen tussen de drie stukken gestaan hebben en verder maakte men gebruik van tijdelijke, verplaatsbare hekken, dode hagen dus.


Als de zomer overging in de herfst was het tijd om de tarwe (“terf”) en rogge (“kaore”) te oogsten (“de augs”). Van zonsopgang tot zonsondergang werkte het hele dorp op het veld. Want bij regen zou het graan gaan rotten en dat zou een hongerwinter betekenen.

De gewassen waren overigens toen veel hoger dan nu. De tarwe werd tot halverwege de stengel afgesneden en tot schoven (“bössele”) gebonden en in groepjes bij elkaar gezet (“huppere”) om te drogen. Als de laatste schoven met karren waren afgevoerd mochten de kleine boeren en armen het veld afzoeken naar achtergebleven aren. Dit noemde men “zeumeren”.
Boeren die niet alles in schuren konden opbergen, bouwden in het veld een mijt (“kaoremiet”). Later werden de overgebleven stengels met de zeis afgemaaid om te dienen als ligstro voor het vee. Wat dan nog overbleef (“de stoppele”) was voer voor de schapen en koeien die men dan op de akkers liet grazen, tegelijkertijd bemestte het vee dan de akkers.


  • Laatste update op .

Deel 17: Aarden monumenten

De oudste wegen
De middeleeuwse Maasdorpen kenden allen eenzelfde wegenstructuur. Een doorgaande weg die bewoonde gebieden volgde via de rivier- en beekdalen. Om geen wateroverlast te krijgen liep een weg in de hellingen en niet door de drassige dalen. De weg vormde ook de hoofdstraat door de dorpen. Vanuit deze hoofdweg liepen ook wegen naar de velden en weidegebieden. In Elsloo was zo’n weg naar het veld de Elserveldweg (nu Wijngaardstraat);  in Stein de Valderstraat. De velden met de namen van de gemeenschap zijn meestal de oudste velden. Elserveld en Steinderveld zijn hiervan voorbeelden.

Afbeelding: embedded, IVN Maasdorpen in De Limburger, bron

Ook varkenshoeden in de bossen was een belangrijk onderdeel van de middeleeuwse landbouw, dit vanwege de vleesvoorraad voor de winter. (Deze varkens staan in de evolutielijn overigens ver van de huidige varkens af). In de late herfst werden ze door de varkensherder naar de bossen gedreven waar ze eikels en beukennootjes konden zoeken. In de zomer zochten de varkens hun voedsel op de heide.

Varkens in de bossen hoeden heette "ekeren". In Elsloo kende men de Eckersteeghe (later Vunderke genoemd, nu Dross de Sauvetstraat) In Urmond de Varkenshoek en in Berg de Verkelsgros (Verkensgrous). Ook voor het gebruikshout en sprokkelhout waren de bossen belangrijk, de weg ernaar toe was in Stein de Boschweg (nu Mauritsweg) en Houterend (het einde naar het bos, waarschijnlijk was het bos in de helling van het Maasdal tussen Urmond en Stein “het Hetzendael” hier een restant van). Ook was er in Berg een Boschweg.

Naast de veldwegen waren er ook stegen om zo snel de akkers en vee (om te melken) te voet of met een kruiwagen te bereiken. Dat waren vaak onderdelen van voetpaden en liepen kris kras door de velden die de dorpen in de omgeving met elkaar verbonden. Vandaar Steegstraat in Berg en de Steeg, (de voormalige) Voelsteeg en de Vaart in Stein.

In Berg, Urmond en Elsloo bestaan nog altijd oude toegangen tot het Maasdal en de veerponten, zoals de Maasstraat en de Maasberg. In Stein zijn nog diverse holle wegen aanwezig in de helling tussen kasteel en kerk, die ooit de verbinding vormden met het Maasdal. Dit konden veedriften, maar ook stegen (“gatse”) zijn naar waterputten/bronnen. De twee Kelderstraten (de Kelderstraat vanaf Op de Berg heette overigens vroeger de Bergstraat) en de weg vanaf het Keerend naar het kasteel (Ondergenhousweg) waren in Stein belangrijke verbindingen met de veedriften naar het Maasdal en langs het Meldert.

Bij de dorpsranden liepen vanaf de hoofdweg veedriften langs of door de velden naar de weidegronden in “den Graet”. Maar ook naar weidegebieden die tussen de dorpen in en direct achter de dorpen lagen.

In Elsloo zijn de Raadhuisstraat, Stationsstraat, Veestraat/Spoorstraat en Kaakstraat allen oude veedriften. Verder heeft er vanuit de - door de Maas afgespoelde Jodenstraat-  nog een veedrift over de Scharberg gelopen. In Stein zijn het Keerend en het Houtereind oude veedriften van Stein (de dorpseinden). In Urmond was dat de Kooystraat (nu Brugstraat en Mauritslaan), later kwam daar de Veestraat bij (deze ligt in Heidekamppark). In Berg was dat ook de Kooystraat (nu de Havenstraat) en de Heidestraat (nu Koningstraat en Margrietstraat).  Maar ook de Kelderstraat naar de Kruisstraat in Stein is mogelijk in oorsprong een heel oude veedrift naar de Graetheide geweest.
Hans Hermans: ….Kelderwegen bij ons en Cattle roads bij de Angelsaksen geven blijk van veevervoer in Keltische tijden. Het begrip Kelderweg kunnen wij het beste vertalen met veedrift of drijfhaard.

Tussen Maas en Graetheide 2 096

Afb: Stein 1920. De oude wegen naar de weidegebieden en akkers zijn na eeuwen nog steeds goed te herkennen.

Holenweg (Stein), Hoolstraat (Urmond), Hoalewaeg (Berg, nu Obbichterstraat) waren wegen naar het Maasdal. Veelal worden deze benaming verklaard als zijnde afkomstig van “holle weg” echter hool is een aanduiding voor een waterafvoer/ riool, vloedgraaf. Dit waren wegen waardoor het hemelwater zijn weg naar het Maasdal vond of deze kruisten. 

Aarden monumenten
Gedurende de ontginning in fases ontstaan in het landschap elementen die in verband staan met het gebruik van de heide, zoals landweren en veedriften. De samenhang van deze elementen zal in recente tijden echter verbroken worden en verweesd in het landschap achterblijven. Veelal is hun vroegere functie en samenhang niet meer bekend. Veedriften en landweren behoren tot de groep monumenten die herinneren aan de totstandkoming van het huidige landschap en gebruik ervan. Het zijn “aarden monumenten”.
Het is een van de achterliggende gedachten van deze artikelenreeks om de functie van de heide en de bijbehorende “aarden monumenten” zichtbaar te maken en de noodzaak tot behoud aan te duiden. Met “aarden monumenten” worden letterlijk monumenten bedoeld die van aarde zijn gemaakt. Zoals dijken, landweren, holle wegen, graften, restanten van oude wegen. Zij dragen de herinnering aan de ontginning en inrichting van het middeleeuwse cultuurlandschap, waarvan in Stein weliswaar een beperkte, maar wel een waardevolle en zelfs op punten unieke, oppervlakte aanwezig is.

  

Afbeeldingen hierboven: Men kan niet alle aarden monumenten behouden, maar men kan ook kiezen voor een functioneel behoud. Hier in Geleen en rechts in Elsloo is het tracé van de Landgraaf c.q. landweer in nieuwbouwwijken behouden in de vorm van een fiets- c.q. wandelpad. (Foto Guus Peters)


In Duitsland onderkend men al langer de waarde van de “aarden monumenten” en worden ze beschermd, zoals in Niederkruchten:
Die Gemeinde Niederkrüchten in Nordrhein-Westfalen schrieb zur Begründung der Eintragung der Landwehr Varbrook in die Denkmalliste der Gemeinde Niederkrüchten als Bodendenkmal im Jahr 1997:
Die Landwehren bei Niederkrüchten dokumentieren eindrucksvoll die politischen, wirtschaftlichen und kulturellen Verhältnisse im Mittelalter und sind ein unverzichtbares Zeugnis der Menschheitsgeschichte im Rheinland. Sie dürften in erster Linie als Denkmal der Friedewahrung gelten, deren Intensivierung einen der Hauptzüge des spätmittelalterlich-frühneuzeitlichen Territorialstaates darstellt. Sie stellen somit wichtige landesgeschichtliche Bodenurkunden dar, denn ihre Erforschung dient der Ergänzung und Präzisierung archivalischer Urkunden und historischer Zeugnisse.“


Het idee van greppels en begroeide wallen ter verdediging is ook in onze streken al heel oud. De Bandkeramiekers kenden al grachten rond hun nederzetting en de Kelten (?) bouwden voor de komst van de Romeinen een fort op de Maasdalrand in Stein (nu haventerrein). Ook de Germanen bouwden ter verdediging aarden forten. De Romeinen waren meesters in het aanleggen van aarden verdedigingswerken.

Afb: Heuvelfort Stein, uit Dr Beckers: Voorgeschiedenis van Zuid Limburg


“Die Siedlungen der Kelten zeichneten sich durch ihre strategische Lage aus; so lagen diese nicht selten an Kreuzungen von wichtigen Fern- und Handelswegen oder dort, wo es reiche Vorkommen an Erzen, Metallen und den für die Kelten so bedeutsamen Salzen gab. Mit dem Eindringen der Römer und Germanen bauten sie zunehmend befestigte Höhensiedlungen auf steil aufragenden Bergen mit schützenden umgebenden Ringwällen”  Lees verder >



Mottekasteel

  

Aarden stadswal in Sittard (Foto Gemeente Sittard-Geleen, embedded)

De eerste burchten waren gebouwd op aarden heuvels (motte) en de eerste stadsmuren bestonden uit aarden wallen met palissaden.

Afb: Steden, zoals Frankfurt, omgaven hun grondgebied met een landweer, de “landgrabe”

Greppels en wallen vormden al vroeg de begrenzing van akkers met onontgonnen gebieden. Veel holle wegen op vlak terrein en steile graften in de hellingen zijn o.i oorspronkelijk afscheidingen van vroegere weidegebieden geweest. In Elsloo bestaan voorbeelden van greppels (nu holle wegen) door vlak terrein en graften die ontstaan zijn door het recht afgraven van de voet van een beboste helling (dus niet om afspoeling tegen te gaan. Gezien de toponiemen in deze gebieden, hebben we hier te maken met vee-afscheidingen.

  

Afb: Terhagergats, Kasteelpark Elsloo en “Esschegraaf”, graft Onder de Hors te Catsop (Foto's Guus Peters)

De veedriften
Bepalend voor de wegen structuur van een dorp was de route van de heerdgang, de dagelijkse rondgang van de kudde onder leiding van de herder. ’S morgens vroeg verzamelde de herder (“de sjepper” of scheper) de dorpskudde op een bepaalde open plaats in de nederzetting. Vervolgens vertrok hij via de veedriften, die voor zover ze binnen de nederzetting en het daaromheen gelegen akker-areaal lagen, waren omzoomd met hagen of andere vee-keringen.

De bestemming van de heerdgang werd gevormd door de uitgestrekte weidegronden, gelegen binnen het grondgebied van de nederzettingen. De grenzen van de dorpsgemeente mochten uiteraard niet worden overschreden. Daar verbleef de kudde gedurende een groot deel van de dag, niet alleen om voedsel op te nemen, maar ook om op vaste plekken te rusten. In de late namiddag keerde de kudde onder leiding van de herder terug naar de nederzetting, waar de kudde op een centrale plaats werd gedrenkt alvorens de beschutting van de stal op te zoeken.
(Naar: HPM Hillegers 1993 Heerdgang in Zuidelijk Limburg blz 17) 

Afb: Na de verdeling bleven grote gebieden nog lang weidegebied voor schapen. De grote boerderijen hadden schepers in dienst zoals Hubertus Vranken uit Beek.

Hubertus Vranken met hond en schapen op de Graetheide (Uit collectie Streekmuseum Elsloo)

De op de heide gerechtigde dorpen waren allen eeuwenlang door veedriften met de heide verbonden. De veedriften waren brede, holle wegen, die vertrokken uit uit de dorpen en liepen door de velden tot aan de landweer. Bij uitbreiding van de akkers, schoof ook de grens met de heide op. Daardoor moesten de veewegen steeds verlengd te worden. De veedriften bleven de terugtrekkende heiderand volgen. De veedriften liepen niet dood, ze werden met elkaar in verbinding gebracht, waardoor er een netwerk ontstond van verbindingen tussen de dorpen over de heide heen.

Afb: Een mooi voorbeeld van een veedrif naar de Graetheide die behouden is gebleven, is de veedrift van Ophoven, “de Haag”, tussen het Fortunastadion te Sittard en de Geleense wijk Lindenheuvel. (Foto Guus Peters)

De dorpshagen of heggen
De boerderijen hadden in de middeleeuwen allemaal een afscheiding rond hun eigen erf. Deze diende als grens-aanduiding van het erf maar ook om eigen rondscharrelend vee binnen -en dat van anderen buiten- te houden. Men kan zich voorstellen dat een varken niet veel van een moestuin zou overlaten, als het de kans kreeg. Maar ook kende men een dorpsheg, een gemeenschappelijke afscheiding rond het dorp. Deze dorpsheg bestond uit het verplicht ondoordringbaar maken van de buitenste afscheidingen van de erven en deze op elkaar aan te sluiten. Deze kon bestaan uit een van takken gevlochten heg of een levende haag die onderlangs werd dicht gevlochten. Dit dichtvlechten van de heggen noemde men “tuynen”.

Waar wegen de nederzetting verlieten en de heg onderbroken was, plaatste men valhekken of draaihekken, die men verplicht was te sluiten, het valderen of vouweren. Het op de straten rondscharrelende pluimvee en varkens konden zo niet het dorp omringende veld bereiken. Het vee dat op braak liggende velden of na de oogst op de akkers  gehoed werd, bleef hierdoor ook buiten het dorp.

Een gevlochten haag werd “tuyn, toen of tuun “genoemd. Het voordeel van een dode haag was dat het maar beperkt plaats in beslag nam en bovendien gemakkelijk verplaatst kon worden. Het hout-verslindende van de tuun werd als een zeer groot nadeel ervaren. Men gebruikte hiervoor buigzame takken (veelal wilgetenen, “witse”). Dergelijke 1 meter hoge heggen werden ook als erfafscheiding in de dorpen zelf gebruikt.

Afb: Het dorp Heudorf (Duitsland Kr. Konstanz) in 1576. Het (verzamel) dorp met kerk, boerderijen en tuinen is met een dorpshaag omgeven.

De tuin
De “moostem” (moestuin) was van levensbelang vooral voor de kleine boeren. Groenten waren ook belangrijker dan bloemen. De vrouwen (en kinderen) waren bijna de hele zomer aan het spitten, wieden (gjèje) en groenten aan het verbouwen voornamelijk kool (“moos”), uien (“unne”), bonen (“bwanne”) , wortelen en erwten. Ook werd aan huis of op een aparte akker in het veld, vlas (“vlêske”) verbouwd. Daarvan werden lakens en hemden geweven. Van de geteelde hennep (“kêmp”) werden zakken en touw gemaakt. Ook deze gewassen dienden verzorgd en gewied te worden.

  • Laatste update op .