Skip to main content

Historie

In de 90-er jaren heb ik in het Elsloose huis-aan-huis blad “de Wegwijzer” een serie gepubliceerd die ik “Over velden en wegen” noemde. In deze serie trachtte ik niet alleen toponiemen (lokale benamingen) te verklaren, maar ook de ontwikkeling tot heden met betrekking tot de wegen en velden rond Elsloo.

Deze serie is blijkbaar veel mensen in het geheugen gebleven, ook bij de redactie van elsloo.info. Zij vroegen mij of ik de serie niet opnieuw wilde publiceren op hun website. Hierin heb ik toe gestemd, alleen is de opzet iets anders.

Ik wil in de nieuwe rubriek niet alleen velden en wegen behandelen maar ook andere onderwerpen zoals de achtergronden van families, huizen, verenigingen  enz. maar zeker ook vragen van lezers over wat wij  “Aelserlogie” (alles aangaande Elsloo) noemen.

Het doel van deze rubriek is om de huidige generatie door meer te informeren over het verleden het besef bij te brengen dat het heden in de toekomst ook ooit als verleden de basis van het  heden zal zijn. Wij dragen aldus een grote verantwoording voor het heden van de volgende generaties.
Deze gedachten vormen de basis voor de in dit kader geplaatste rubrieken op elsloo.info. Met andere woorden: hoe is het zo gekomen en hoe zal het verder gaan?


Guus Peters
Streekhistoricus, Publicist en Gids

Deel 11: Het Graetheideplateau

Degene die interesse heeft in de ontwikkeling van het Zuid-Limburgse landschap zal weinig moeite hebben om hierover informatie te vinden. Althans, wat het heuvelland betreft; dus de 12 plateaus samen het Heuvelland vormen. Maar Zuid-Limburg kent ook nog een minder beschreven 13e plateau, het Graetheideplateau. De naamgever van het plateau, de Graetheide, heeft eeuwenlang een grote rol gespeeld in het leven en werken van de inwoners van de Maaskantdorpen ( Elsloo, Stein, Urmond, Berg en Obbicht) tussen Maas en Graetheide. Een rol die we nader willen toelichten. (Aangetekend dat Catsop en Meers buiten dit bestek vallen, zij zijn later ontstaan en hebben niet die directe relatie die de hoofddorpen met de heide hadden)

De 13 plateaus die samen Zuid-Limburg vormen. (naar J. Renes 1988)

Tussen Maas en Graetheide 2 combi12 13

Foto Guus Peters

Tussen de Zuid Limburgse heuvels en het Graetheideplateau bestaat een “harde overgang” van Sittard tot aan de Maas. Dit is de overgang tussen het hoog- en het midden-Maasterras.
De Knup (de Heuvel) in Elsloo, de Adsteeg in Beek, de Danikerberg, de Hondskerk bij Munstergeleen en de Kolleberg bij Sittard vormen hier samen de rand van het hoog-Maasterras. Vanaf deze punten heeft men ook een weids gezicht over de vlakte van het Graetheide plateau.

Tussen Maas en Graetheide 2 014

Maquette bandkeramische nederzetting  (Foto: Peter Jan Bomhof, Rijksmuseum van Oudheden)

Bandkeramisch dorp. (Afbeelding archeoweb.nl. embedded, bron)

Bekijk hier slideshow over onderzoek Ivo van Wijk naar Bandkeramiekers in Elsloo 

Van dezelfde onderzoeker een slideshow over de Vroegste Boeren van Nederland 

Op het Graetheide-plateau woonden de Bandkeramiekers, de eerste landbouwers van Nederland (5300-4900 v Chr). De randgebieden van het Graetheide-plateau langs de Maas en Geleenbeek zijn tot heden nagenoeg onafgebroken en intensief bewoond geweest. Het is een feit dat het gebied van Elsloo t/m Berg aan de Maas in de tijd van de Bandkeramiekers (5300 v Chr) zeer dicht bevolkt was.

Franken en Swentibold
Voordat we nader ingaan op de ontwikkeling en beschrijving van het voormalig heidelandschap, is het voor het begrip noodzakelijk dat we eerst de grondleggers van onze dorpen en vormers van het landschap beschrijven: de Franken. Vooral hun levenswijze en die van hun middeleeuwse nakomelingen dienen we uitgebreid te behandelen. Wie waren zij? Waar kwamen ze vandaan? Hoe leefden ze? Hoe gebruikten zij het landschap? Wie was eigenlijk de legendarische koning Swentibold, die de Graetheide aan de 14 omringende dorpen schonk?

De landname van de Franken
In Zuid-Limburg wonen de afstammelingen der Ripuarische (Rijnlandse) Franken: de Usipeten, Tenkteren, Brukteren, Sunucers, die vanaf de 4e eeuw hun woonplaatsen aan de boorden van den Rijn verlaten hadde om zich op beide Maasoevers te vestigen. Deze  vermengden zich met de hier al aanwezige gemengde bevolking van Germanen en Keltische Eburonen. Zie ook Jos Schrijnen "Nederlandsche Volkskunde" >

(Afbeelding: illustratedhistoryofbelgium, embedded, bron)

De Germaanse maatschappij had zich gegroepeerd rond “sibben” dat zijn de gezamenlijke verwanten, families met een gemeenschappelijke legendarische voorvader. De stammen werden geregeerd door edelen.

Verder is er sprake van vrijen, half-vrijen (liten) en slaven. De vrije mannen mochten het woord voeren in de volksvergadering. Voor zover koningen een rol speelden waren dit voornamelijk 'vegetatiekoningen' die de vruchtbaarheid van het gewas en de overwinning in de strijd moesten garanderen.

De meeste stammen leefden in kleine dorpjes, bestaande uit “langhuizen”. Hierin leefden meestal verschillende generaties van de zogenaamde grootfamilie en het vee gezamenlijk onder een dak. De huizen waren gemaakt van hout, meestal met leem bestreken vlechtwerk wanden met een strodak. Belangrijke stamhoofden of krijgsheren hadden soms grote en gerieflijke rijkversierde huizen met een grote vergader- annex feestzaal tot hun beschikking. Stenen huizen waren niet gebruikelijk, maar werden tijdens de Romeinse tijd geïntroduceerd.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Germanen

In 358 gaf de Romeinse keizer Juliaan (Julianus) de Apostaat aan de Salische Franken de toelating om de Rijn over te steken en Toxandrië te bevolken, terwijl de Rupuarische Franken Haspengouw veroverden. De huidige provincie Limburg (België en Nederland) besloeg in de tijd van Clovis, de Frankische koning uit het huis der Merovingers, drie verschillende gouwen: Hasbania (Haspengouw), Masau (Maasland) en Toxandrië (Kempen). (Het vorstenhuis van de Merovingers, regeerde van 445 tot 751 na Christus)

Een algemeen verschijnsel, waaraan deze streek zeker niet ontkomen is, is dat de Frankische opperhoofden een groot deel van het veroverd grondgebied uitdeelden aan hun voornaamste krijgsheren. Deze nieuwe grondbezitters hadden echter vanwege het oorlogvoeren geen tijd om zich met het beheer van de goederen bezig te houden. Ze stelden dan vertrouwensmannen aan, leenmannen, die stilaan meer en meer invloed uitoefenden en die de land-adel uitmaakten. http://www.noordoost.be/geschiedenis-bocholt/index.php

Opmerking: Er zijn onderzoekers die de mening hebben dat in eerste instantie de Franken van over de Rijn naar het Maasdal kwamen waarvoor de Romeinse bevolking vluchtte en bescherming zocht in steunpunten zoals Maastricht. De Franken trokken vervolgens naar het zuiden om naderhand terug te keren om het land te verdelen en woonplaatsen in te richten.

Situatie 480

Vanaf het einde van de Romeinse tijd -ca 400 na Chr- worden onze streken bevolkt door groepen Franken die in het Maasdal en zijdalen hun dorpen bouwen. Waar de Germanen zich vestigden, verdwenen de Romeinse “villae” om plaats te maken voor dorpen met het voor de Germanen karakteristieke nederzettingspatroon.

Hoewel de Romeinse gebouwen verwoest worden, blijven de inheemse dorpen mogelijk toch bestaan. Vanaf ongeveer het jaar 250 tot 750 verslechterde de waterafvoer van de Maas, zodat overstromingen toenamen. Het slib uit de zuidelijke leemgronden bezonk op de overstroomde dalgronden en zorgde voor het ontstaan van de uiterwaarden, die bijna uitsluitend als graslanden benut zouden worden, vaak in gemeenschappelijk gebruik.
In de Karolingische tijd (800-1000) verbeterde de waterafvoer. Op de hoger gelegen en daardoor drogere en tegen overstromingsgevaar beschutte terrasgronden ontstonden Frankische nederzettingen. De Maasvallei was een aanlokkelijk gewest door haar vruchtbare gronden, de aanwezigheid van een interlokale weg en de nabijheid van de rivier, die de landelijke isolatie doorbraken perspectieven op handelsactiviteiten bood. Ook de bouwlanden werden op de hogere terrassen en hellingen aangelegd.

Toch woonde men liefst zo dicht mogelijk bij de Maas, waar de vruchtbare graslanden en weiden op de uiterwaarden lagen. Van groot belang waren de hooilanden in het dal. De hoeveelheid hooi was bepalend voor het aantal stuks vee dat men de winter kon doorhouden. Achter de akkers lagen de woeste gronden die hout en aanvullend veevoer leverden. Beemden, akkergronden en heide waren alle drie noodzakelijk voor de landbouw, maar het was een broos evenwicht. Ziekte onder het vee, onvoldoende hooi of andere externe oorzaken konden dit evenwicht gemakkelijk verstoren en dikwijls betekende die honger en armoede.

Frankische nederzetting (Foto Toine Snoeren brabantserfgoed.nl embedded)

De oudste dorpskernen
De Frankische dorpen waren straatdorpen: een dorp dat zich spontaan heeft ontwikkeld als een lintbebouwing langs een straat of doorgaande weg. Ook in de Maasdorpen (behalve de kern van Stein) is de oorspronkelijke basisvorm van het straatdorp nog te herkennen. De Franken bedreven een gemengde agrarische bedrijfsvorm waarbij het vee (schapen en runderen) voornamelijk gehouden werd voor de mestproductie. De meest gunstige vestigingsplaats voor een nederzetting was de Maasdalrand.

  • Laatste update op .

Deel 5: Verandering in de wegen.

Met de uitvinding van het haam kwam bij het paard de druk op de borstkas te liggen en kon het land een stuk sneller geploegd worden. Maar daardoor konden ook zwaardere vrachten op grotere karren vervoerd worden, hetgeen zijn invloed had op de kwaliteit van de wegen. 

Later bij de opkomst van de steden zal ook de handel over de wegen toenemen en steeds meer per wagen met een as vervoerd worden. Dit stelde natuurlijk ook eisen aan het wegenstelsel. In eerste instantie zullen de oude bestaande wegen door de dorpen steeds meer aangepast en verbeterd worden. Uiteindelijk zullen langs de dorpen door het dan ontgonnen landschap nieuwe wegen de oude opvolgen. Van belang is ook dat voor de uitvinding van het haam men met vracht geen steile hellingen kon nemen. Daarom was het ook vaak noodzakelijk om grote omwegen te maken om hellingen te vermijden. De oudste wegen geschikt voor vrachtvervoer moet men dan ook in Zuid Limburg niet op de plateaus zoeken, maar in de omliggende dalen.

Om aan de andere kant van het plateau te komen, moest men dus vaak door rivieren en beekdalen waden om er te komen. Dat wil niet zeggen dat er over de plateau’s heen helemaal geen verbindingen liepen. Daar zullen zeker ook toen al afkortingen op de hoofdroutes hebben bestaan voor voetgangers en ruiters. Maar zolang deze bebost waren, waren die niet veilig. Men liep hier groot gevaar overvallen te worden. Vanwege het gevaar van overvallen gingen de handelaren ook veelal in konvooi over de hoofdroutes. Met name roofridders waren een plaag voor de handel.

In samenhang met de introductie van het haam -waardoor men de hellingen beter kon nemen- en de in gang gezette ontginningen plus samenhangend de stichtingen van nederzettingen, zullen ongetwijfeld het gebruik van de kortere wegen over de plateaus voor vrachten bevorderd hebben en uiteindelijk als hoofdweg zijn gaan dienen. Waar mogelijk zullen tevens de oude routes d.m.v aanpassingen zijn ingekort.
Zie ook: http://www.elsloo.info/cms/index.php/landschap-en-maas/86-deel-8-de-wegen

Tracés hoofdwegen waren veranderlijk.
De bevolking groeide en de behoefte aan grond groeide mee. Ook kwam na 1100 de handel weer op gang, steden begonnen te groeien waardoor er steeds meer vraag naar landbouwproducten en hout ontstond. Het merendeel van de hoofdstraten in de huidige oude kernen zijn niet de oudste straten maar dateren uit de jaren van groei.

Het dorpscentrum uit de stichtingsperiode langs de “oude weg” verschoof namelijk in de loop van de eeuwen van de “dalzijde” naar de “veldzijde”, waardoor de kerk, als vast gegeven, aan de buitenkant (de dalzijde) kwam te staan. De verschuivingen gebeurden door het maken van omleidingen (bypasses), vanuit de “Oude weg”. Ook kan het zijn dat de “Oude weg” via een grote nieuwe lus naar een beter voor bewoning geschikt gebied werd omgelegd en uiteindelijk de eigenlijke weg tussen het begin en einde van de lus verviel.
Een omleiding of afsnijding werd aangelegd vanwege een betere doorstroming van het verkeer door het dorp maar ook om een gunstiger plaats voor nieuwe bebouwing te creëren. Zo vermoeden we dat in Stein de Kruisstraat een omlegging van de “Oude weg” is vanuit het Maasdal over de helling vanaf het Keerend naar de kerk van Stein.

Men ontgon tussen 1100 en 1300 ook steeds meer land. De oudste landweren (veeweringen in de vorm van greppels) kwamen hierdoor in de akkers te liggen en verloren hun functie. Ze verdwenen echter niet, de landweren werden veldwegen. De oude wegen door de dorpen voldeden ook niet meer aan de behoefte van de tijd. Er moesten betere, rechtere wegen komen. We kunnen geen tijdstip aanduiden of wie het initiatief heeft genomen, maar wij hebben reden om aan te nemen dat vanaf Bunde de oude landweren op het plateau van Schimmert en het Graetheideplateau, die nagenoeg op een lijn achter de dorpen liepen, met tussenstukken aan elkaar werden gesloten en zo omgevormd werden tot “de Gemeyn Heirstraat leidende van Maestricht naer Roermond”.

In ons gebied liep de Gemeyn Heirstraat via de Eyskensweg, de Holstraat, de Catsopperstraat, de Heirstraat, Schoolstraat, Charles de Gavrestraat , Driekuilenweg (te Elsloo) de Krikelsveldweg, de Heerstraat Zuid en Noord, de Veestraat (te Stein), de Heirstraat (de oude Heerenweg) en de Molenweg ( te Urmond en Berg). Het was eigenlijk een belangrijke verbindingsweg die vanaf Susteren tussen de Graetheide en de Maas naar Maastricht liep. In Stein splitste zich hier een weg naar Beek af en (sinds de middeleeuwen) in Catsop, via de kapel, een weg over de Horst naar Valkenburg.

Afbeelding: Op deze kaart staan de belangrijkste middeleeuwse wegen in onze omgeving. Alleen klopt in detail de richting en ligging van e.e.a. niet. Toch menen we de volgende wegen te herkennen. In rood de “Oude weg”. In lila de Heirstraat van Bunde over Catsop naar Elsloo. In groen de Steinderweg (van Stein naar Beek). In paars de Maasbahne. In oranje de weg naar Born. Deze wegen zullen we afzonderlijk beschrijven.

 

Achter Stein was er een splitsing van de “Oude weg” in de weg naar Urmond . Een tak daalde de helling af om beneden in het dal het riviertje de Ur te volgen. De andere tak ging over de helling en daalde dan via de Bergstraat in Urmond weer af, draaide naar de kerk en voegde zich beneden bij de kerk weer samen met de tak door het dal.
De Beekstraat is eigenlijk een afkorting tussen beide takken. De tak door het dal liep vanaf de Ur langs de oude Maasarm (later het Bat) en na de samenvoeging met de tweede tak, verder onder of in de de helling van Holsberg en Schoor naar Berg. Dit gedeelte van de weg werd later door de Maas weggespoeld. Het is langs dit afgespoelde gedeelte van de “Oude weg” waar we ook het oudste Berg (toen nog niet aan de Maas !) moeten zoeken.
De Maas heeft echter ook hier de hellingen en wegen weggespoeld, waardoor zowel de wegen als de bebouwing landinwaarts zijn geschoven. In Berg kan dit de achtergrond van de Kerkstraat zijn.

In Stein splitste zich -met een bocht- een weg van de “Oude weg” af die, gezien de talrijke vondsten langs de weg, al in de Romeinse tijd bestaan moet hebben. Deze weg is het Keerend en in het verlengde ervan de Steinderweg. De verbinding van Stein met Beek en verder. Later zal het tracé van de “Oude weg” steeds meer aanpassingen krijgen, met name in de dorpskernen. De “Oude weg” zal langzaam met de erlangs gelegen bebouwing in de tijd oplossen.

Foto: uit collectie Streekmuseum Elsloo

Foto: Stein, het Keerend. Keer betekent: bocht, draai. Het Keerend begint ook met een bocht vanuit de Kruisstraat, een keer. De namen Keerstraat, Keerend etc komen in veel dorpen rond de Graetheide voor en worden ook uitgelegd als de weg die voerde naar de omheining rond het dorp, dus naar de veekering. Wij voelen hier, gezien de duidelijk aanwezige bocht, toch meer voor de afleiding van "keer" in de betekenis van bocht.

Stein, Kruisstraat ” Op de Hal” (Uit de collectie Streekmuseum Elsloo)


De Jodenstraat
De naam Jodenstraat in Elsloo kan afkomstig van de Joodse handelaren die zich over de weg verplaatsten (straat is overigens een aanduiding voor een geplaveide weg en duidt op zich al op een zeker belang). In hoeverre de “Oude weg” een belang heeft gehad in de handel weten we niet. Het verkeer moet toch van enige omvang zijn geweest, aangezien in Stein er een gasthuis heeft bestaan. Een gasthuis is niet alleen een aanduiding voor een verpleegtehuis maar ook voor een opvang voor reizigers.

Naar de Jodenstraat zal men in Elsloo overigens nu tevergeefs zoeken. Deze straat lag op de Scharberg tussen de grote Scharbergbrug en het kasteel in de Maas. Dit was de hoofdstraat van het middeleeuwse Elsloo, reeds bewoond in de Romeinse tijd ! Ter plaatse lopen nu over de hele linie de Maas en het Julianakanaal. Vlak bij de Scharbergbrug lag in het dal ook de Scharmolen, de banmolen van Elsloo. De Maas heeft hier alle sporen uitgewist.

Foto Guus Peters

Foto:
De Maas bij Elsloo. Op de plaats van de rivier lagen ooit kasteel, kerk, watermolen en de Jodenstraat. Ook kende het dorp toen aanzienlijke bebouwing tussen het huidige en toenmalige kasteel beneden de helling. Wegen die in Zuid Limburg de naam Trichterweg dragen waren de belangrijkste wegen naar Maastricht in de periode (voor 1500) dat deze stad nog eenvoudigweg Tricht werd genoemd.

  • Laatste update op .

Deel 6: De grenzen

Mogelijk is de “Oude weg” ook bepalend geweest voor de grenzen. Ook die moeten ooit een uitgangspunt hebben gehad. We kunnen ons voorstellen dat dienaren van de koning of aanvoerder van een groep de weg gevolgd hebben en stukken van het Maasdal aan de onder hen staande hoofdmannen (edelen) van groepen Franken (de sibbe) toebedeeld hebben. Waarschijnlijk zijn punten waar beekjes of droogdalen* de weg kruisten als vertrekpunten voor de grenzen gebruikt. In het dal was de rivier of takken van de rivier de grens. Pas naderhand zijn de grenzen op het plateau (toen oerwoud*) definitief vastgesteld.

* Hier staat opzettelijk "oerwoud" in plaats van "bos" omdat dit bos volledig natuurlijk is, dus niet aangeplant door mensen, zoals de meeste Nederlandse bossen die wij kennen. De soorten die er groeien, en de plek waar ze staan, is volledig door de natuur zelf bepaald. De bomen kunnen krom zijn en scheef, dik en dun, gezond en ziek, oud en jong, hangen vol met lianen van bosrank en waren vaak ondoordringbaar en strekten zich over grote aaneengesloten gebieden uit.

In Elsloo zien we die grenzen ook over de hoogste punten van de heuvelrug achter het dorp. Het zou als volgt kunnen zijn gegaan: “De beek (vanaf de weg) westwaarts volgend tot de rivier, dan de rivier volgend tot aan een of ander herkenningspunt en vandaar terug tot waar een droogdal de weg kruist, vandaar het dal naar het oosten tot een punt waar men een paal of steen plaatste, vandaar naar een bepaalde boom etc.
De grens tussen Elsloo en de heide volgde de oude veldweg de Elserheggen, die liep van waar nu het Dorine Verschurelein ligt naar het Meldert en liep over een hoogte die enerzijds afdaalde naar de Driekuilenweg en anderzijds naar de Steinderweg.

Uit de groep bouwden de vrije mannen hun hoeven langs de “Oude weg”, op de gunstigste plaatsen en op grote percelen. De halfvrijen c.q. halfslaven (ook wel "laten" genoemd) en ambachtslieden bouwden hun kleine woningen in de dorpskern.
Daartussen lagen de huisjes van de onvrijen (de slaven). In een grote dominante hoeve (vaak de kern van een later kasteel) woonde de aanvoerder/edele (de latere kasteelheer) waaraan de beschikking over het hele domein was toebedeeld als dank voor bewezen diensten aan zijn koning.

Uit het domein (dat grotendeels uit woeste gronden en bos bestond) werden vervolgens door de aanvoerder/edele gedeelten afgesplitst die hij op zijn beurt weer uitgaf aan de aan hem ondergeschikte edelen. Die lagere edelen bouwden vervolgens op hun toegewezen deel een grote laathof (zoals de hof in Catsop). Rond deze laathof kwamen de toegewezen "laten" (halfslaven) te wonen in kleine boerderijtjes. Op deze wijze ontstond dan een nieuw gehucht.

Het Hofstelsel (Bron: Wikipedia)
Het hofstelsel, domaniaal systeem, mansus-systeem of domeinstelsel is een in de Vroege Middeleeuwen ontstane wijze van exploitatie van landgoederen (hoven, domeinen) op basis van het tweeledig domein. Onder de Duitse term Grundherrschaft worden zowel het hofstelsel als de heerlijkheid begrepen.

Een landgoed of domein werd georganiseerd rond een centrale hof (een curtis of vroonhof). Daaromheen lagen de boerderijen (mansus) van de horige boeren (laten). Elke boer had een stuk 'eigen' grond, een mansus met een standaardoppervlakte van tien à vijftien hectare, hoeve genaamd. Het tweeledig domein bestond uit het terra indominicata, het saalland dat voor de eigen exploitatie van de heer was, en het terra mansionaria, het hoevenland dat uitgegeven was aan de horige boeren. Daarnaast moesten ze ook als herendienst het aan de centrale hof toebehorende land bewerken.

horigen horigheid publiek domein wiki

Horigen en horigheid - Afbeelding uit Les Très Riches Heures du duc de Berry, 15e eeuw (Bron: historiek.net Publiek Domein - wiki)

Een andere vorm van herendienst was het op gezette tijden leveren van bepaalde goederen uit de productie van het eigen land. Ook moesten de horigen diverse werkzaamheden doen, zoals het uitvoeren van reparaties aan wegen, gebouwen en hekwerken, het leveren van geweven stoffen, enzovoort. Op deze wijze kon de grootgrondbezitter bij het ontbreken van handel toch in al zijn behoeften voorzien (autarkie). De horigen (laten) vielen onder de jurisdictie van een eigen rechtbank van de curtis, het laatgerecht of hofgericht.

Sibbe
(Duits Sippe, Oudhoogduits sippia, Oudnoords sifjar, afgeleid van de godin Sif - of omgekeerd), is een van oorsprong oud-Germaanse term voor 'gezamenlijke verwanten. In de oud-Germaanse vorm was het een benaming voor een grootfamilie (zie ook: clan) met gemeenschappelijke, zo nodig gefingeerde, afkomst en een belangrijke religieuze, economische en politieke functie. De Sibbe is daarmee een vaag begrip voor het geheel van bloedverwantschap van een persoon in opgaande- en aflopende lijn, inclusief de derde- en vierdegraadsfamilie, hun echtgenotes en nageslacht. De Sibbe speelde een belangrijke rol in de Germaanse gemeenschap. Hierop werd de verdeling van akkerbouwland gebaseerd, het gemeenschappelijk gebruik van de meent (woeste gronden) en de kolonisatie van nieuwe gebieden.  http://nl.wikipedia.org/wiki/Sibbe_(Germanen)

Samenvatting
Tijdens onze zoektocht naar de oudste wegen in de dorpen tussen Maas en Graetheide, kwamen we op de overstromingsgrens van de Maas restanten tegen van wat ooit doorgaande wegen waren. Waar de aansluiting verloren gaat, komt men de Maas tegen, waartegen ze dood lopen. Het werd ons duidelijk dat we de Maas moesten "weg denken" om het vervolg van de oude wegen te vinden. Als we dat doen kunnen we het oude tracé, op basis van aanname, toch grotendeels reconstrueren. Koppelen we hier vervolgens de archeologische vondsten in de omgeving aan, dan versterkt dit het vermoeden van het oorspronkelijke verloop van de wegen.

Op deze manier vonden we de “Oude weg” die we konden volgen vanaf Bunde tot Obbicht. Ook onderkenden we afsplitsingen naar het oosten en westen. Met name Geulle was een belangrijk kruispunt van de “Oude weg” met een (al in de Romeinse tijd bestaande weg) vanaf Rekem via Beek naar Tudderen. Vanuit Stein liep via het Keerend een belangrijke weg naar Beek en vond hier aansluiting op andere wegen.


  • Laatste update op .

Deel 7: Bypasses

Kerstening
Langs de “oude weg” moeten we niet alleen de allereerste hoeven uit de tijd van de Frankische landname (bezetting, verovering) zoeken, maar ook de eerste kerken. Die zijn veelal toegewijd aan de oude Frankische Heilige "Martinus van Tours". De kerstening –bekering tot het christendom- werd van bovenaf gedwongen opgelegd. Als de Heer van een dorp, vaak uit opportunisme, overging op het nieuwe geloof moesten de bewoners dat ook doen.

Dat betekende dan dat er grond afgestaan moest worden en inspanning gedaan moest worden voor de bouw van de kerk. Maar tevens ook dat voortaan een tiende van de opbrengst van de landerijen aan de kerk afgedragen diende te worden. Een derde van de tiende werd besteed aan sociale werken, een derde kwam toe aan de dorpspastoor en een derde aan de parochiekerk. In de late middeleeuwen kwamen veel tienden in handen van de eigenaar van de kerk; en dat was vaak de kasteelheer zelf!

Het oude geloof en aanhangers werden slachtoffers van de onderdrukking door het nieuwe geloof. Toch wist men nog veel oude gebruiken en tradities vast te houden door ze voortaan onder Christelijke vlag uit te voeren. Bijvoorbeeld: Pasen, carnaval, Sint Maarten, Sinterklaas en Kerstmis.

Foto: Het beroemde kerkje van Erpekom, welk herbouwd is in het openluchtmuseum in Bokrijk geeft een goed beeld van een oorspronkelijk kerkje rond het jaar 1000. Velen kenden echter een houten voorganger. (Bron bokrijk.be, embedded)

Bypasses in het wegenstelsel

Tijdens ons onderzoek onderkenden we ook dat latere wegen in de dorpen (ook de hoofdstraten) voortkomen uit de “oude weg”. Gedeelten van het tracé werden verlegd in de vorm van een “bypass” (afkorting/omleiding) van “de oude weg”.
Dit gebeurde niet alleen om verbeteringen voor het verkeer aan te brengen, maar ook om gunstigere plaatsen voor woningbouw te creëren. Inclusief verbeterde toegangen naar akkers en weidegebieden met de nieuwe wegen als vertrekpunt. Het is ook daarom dat men onder de huidige laat-middeleeuwse huizen geen spoor uit de vroeg-middeleeuwse tijd terugvind.

Ook verschuift het zwaartepunt in de landbouw van veeteelt (met concentratie op het Maasdal) naar de akkerbouw (met de concentratie op het Graetheide-plateau). In dit proces werden de kernen van de dorpen stilaan vanaf de voet van de hellingen naar het plateau verlegd. De nieuwe bebouwing ontstond langs aanpassingen van de “Oude weg”. Over de verbindingswegen op het plateau, veedriften en toegangswegen naar de akkers en korstsluitingen tussen al deze wegen. De niet meer gebruikte delen van de oude routes vervielen tot lokale veldwegen, waarvan de oorsprong verloren ging. De oorsprong verklaart naar onze mening ook het vaak onlogische/onpraktische verloop van de veldwegen als toegang tot de velden. Dit komt doordat de wegen niet zijn aangelegd met het doel de velden te bereiken. Maar ze dienden als vertrekpunt bij de ontginning van de velden. De wegen waren er dus eerder dan de velden.

De “Oude weg” moet men ook niet als een brede geplaveide weg zien, maar meer als een breed pad. De handelaren met hun lastpaarden trokken hierover van de ene naar de andere handelsplaats. De “Oude weg” bestond op punten ook niet altijd uit een spoor, maar kende ook parallel aan de weg lopende andere sporen (passeerstroken). In hellingen kon ook een strook zijn voor het stijgend en een voor het dalend verkeer. Een spoor aan de voet van de Maasdal hellingen, een spoor door het dal en een spoor in de helling of op de helling etc. Voor iedere soort gebruiker een eigen spoor. De restanten van dit vroege stelsel van “sporen” evalueren later tot de wegen, stegen en “gatsen” in de dorpen. En van daar uit weer toegangen naar velden en weidegebieden. Langs die wegen werden weer huizen gebouwd zodat het dorp steeds groter werd.

Foto: De Grote straat met de oude St Martinuskerk in Urmond (Uit collectie Streekmuseum Elsloo) Meer foto's Oud-Urmond ⇢

De “Oude weg “ is dus door middel van het maken van de ene ”bypass” naast de andere, in fases naar het oosten geschoven. Later (rond 1300) als de handel tussen de steden op gang komt, ontstaat de behoefte aan betere wegen ook voor kar en paard. De “Oude weg” kan hier niet aan voldoen en betekent vaak een omweg.

Inmiddels is het oerwoud op de plateau’s vrijwel geheel verdwenen en gereduceerd tot bossen tegen de steilste hellingen en vormt aldus voor de reizigers geen belemmering meer. De ontginningen overschreden de landweren en deze bleven zonder functie achter waardoor ze bij uitstek geschikt waren om een nieuwe doorgaande weg over aan te leggen. Temeer omdat deze nagenoeg op één lijn lagen met die van de buurdorpen (waar zich hetzelfde proces had afgespeeld). Waar geen directe aansluiting bestond werden koppelingen tussen de voormalige landweren aangebracht. Op deze wijze ontstond de Gemeyn Heirstraat, die liep van Maastricht naar Roermond.

Afbeelding:
Op deze kaart ziet men dat de “Oude weg” tussen Itteren en Stein al niet meer is weergegeven. Wel ziet men een nieuw stuk welk bij Elsloo weer aansluit op de “Oude weg”. Dit is een bypass vanaf Maastricht over Bunde over de Maasdalrand (Kasen/Moorveld) en dan via de Eykskensweg en Lindebergstraat (de oude naam is overigens Trichterweg !) naar de kern Elsloo om daar weer op de “Oude weg” naar Stein en verder aan te sluiten.

Een nieuwe “bypass” zal later ontstaan als men de Eykskensweg aansluit op de Holstraat en via de Dries in Catsop ten oosten van het dorp Elsloo, Stein, Urmond en Obbicht naar Susteren gaat lopen. Dit is de “Gemeyn Heirstraat”

De Gemeyn Heirstraat begon in Meerssen als aftakking van de weg van Maastricht naar Sittard (en Tuddern). Deze liep over Ulestraten naar Kelmond en zuidelijk van Beek en Neerbeek over Geleen naar Sittard.

Tussen Maas en Graetheide041

Afbeelding:
De Gemeyn Heirstraat vanaf het gehucht Snijdersberg tot in Elsloo. De groen gekleurde weg is de Trichterweg (nu Lindebergstraat) die in een eerder stadium de Heirstraat verbond met de “Oude weg” in Elsloo. De blauwe weg is de oude Valkenburgerweg (nu Horsterweg), de weg naar Valkenburg.

Voetnoot Guus Peters:
In dit hoofdstuk geven we weer hoe wij over de ontwikkeling van het wegenstelsel denken. Er zijn geen schriftelijke bronnen die dit kunnen bevestigen en er is ook geen archeologisch bewijs. Deze visie komt voort uit de conclusie die wij hebben getrokken na een breed, uitgebreid onderzoek naar het wegenstelsel en de ontginningsfasen in ons gebied. 

 

  • Laatste update op .

Deel 8: De Romeinse weg op de rechteroever en de Maasbahne

Velen zullen zich afvragen hoe het zit met een vaak veronderstelde weg op de rechteroever, die vaak over een kam wordt geschoren met de Gemeyn Heirstraat. Er zijn onderzoekers die hier nog steeds in geloven. Wij dus niet !

Vroegere onderzoekers (en sommigen doen dat dus nog) waren ervan overtuigd dat de oude Noord-Zuid wegen langs de Maas -zoals de Driekuilenstraat in Elsloo, de Heirstraat in Stein en Urmond en het vervolg de Molenweg- onderdelen zijn geweest van een Romeinse weg. Dit leidde men af van de naam Heir met als uitleg dat deze naam teruggaat op de Romeinse legers.

Wij zijn er echter van overtuigd dat deze zogenaamde Romeinse weg middeleeuws is en ontstaan is door het aaneensluiten van de eerste landweringen -die hun functie verloren door uitbreiding van de velden- van de dorpen langs de Maas vanaf Geulle. De naam Heerstraat staat voor wat wij nu “openbare weg” noemen en verwijst niet naar legers (heir) van Romeinen maar naar de heerplichten die hier oplagen. Inwoners werden door hun heer verplicht de weg te onderhouden.

 

 

Er is ook geen enkel archeologisch bewijs van het bestaan van een zuid-noord lopende Romeinse weg aan deze zijde van de Maas. De oude Heer/Heren/Heirstraat is ook aantoonbaar geen Romeinse weg. Hij doorsnijdt namelijk percelen. Dat betekent dat de weg later -na de Romeinse tijd- is ontgonnen en in percelen ingedeelde gronden is aangelegd. Ook waren de echte Romeinse banen grote, goed gefundeerde kiezelwegen met bermsloten. Een dergelijke baan liep wel op de linkeroever van de Maas (Belgie) van Maastricht naar Nijmegen en van Maastricht naar Heerlen en van Aken over Heerlen , Tuddern naar Xanten.

Tussen deze grote wegen hebben in die tijd wel secundaire verbindingswegen in onze streek bestaan. Bijvoorbeeld van Rekem naar Tuddern, van Stokkem over Limbricht , Sittard naar Tuddern en misschien nog meer. Maar ook van Stein naar Geleen en van Stein naar Beek. Het zijn deze wegen waarlangs de Romeinse vondsten in onze omgeving zijn gevonden. Wel kan er een secundaire weg de rechter Maasoever gevolgd hebben (onze “Oude weg” ). Alleen in Grevenbicht, Limbricht en Sittard zijn stukjes aantoonbare Romeinse weg gevonden. Maar die liepen Oost-West, niet Noord-Zuid !

Het veronderstelde Romeinse tracé valt samen met de middeleeuwse Heirstraat. Het ontstaan van deze weg is echter het gevolg van het feit dat het landverkeer in de middeleeuwen tussen de steden Maastricht en Roermond eisen aan de wegen stelde waaraan de “Oude weg” door de kernen langs de Maas niet meer kon voldoen.

Afbeelding: 
Kaart uit de Voorgeschiedenis van Zuid Limburg, Dr Beckers en Zn. Op basis van de toenmalige kennis en opgravingen dachten vroegere onderzoekers in het toenmalige wegennet nabij de opgravingen, een deze punten verbindende Romeinse weg op de rechteroever van de Maas te onderkennen. Er zal zeker toen een verbindingsweg de rivier gevolgd hebben, maar die denken wij in onze “oude weg” gevonden te hebben. Een weg die wellicht nog van ver voor de komst van de Romeinen reeds bestond.

Afbeelding: 
Op dit kaartje staat het tracé van de oude Heirstraat in Stein ingetekend. Duidelijk is te zien dat de weg op punten perceel-doorsnijdend is. Dat betekent dat de weg later is aangelegd, op gronden die na de Romeinse tijd zijn ontgonnen en in percelen ingedeeld.

De Maesbahne

Afbeelding: De Maesbahne vanuit Berg door de heide naar Sittard. Onderdeel van een verbinding tussen Gulick en Vlaanderen op een 17e eeuwse kaart. Kaart Nicolaas Visschers 1618 - 1679

De legendarische, maar verdwenen Maesbahne is ook een belangrijke weg geweest in onze streek, een hoofdverbinding in het grote oost-westverkeer. De vrachtrijders uit de Gulickse havenplaats dienden voor de aanleg van de Bergerweg (in 1771 in gebruik genomen) hun route te zoeken dwars door de Graetheide. Deze omweg schijnt zijn oorzaak te hebben in het feit dat deze route al gevolgd werd voordat Urmond een havenplaats was. In dat geval was niet Urmond maar een andere plaats het eindpunt voor de weg die in Sittard begint. De Maasbahne bestond al lang voordat Urmond een havenplaats werd en was een onderdeel van een weg van Antwerpen naar het Rijnland.

Het is bekend dat de Maas vroeger voor het veer van Berg af boog naar Stokkem en het Molenveld omsloot. Dat betekent dat Berg niet direct contact met de Maas had en ook geen veer op de huidige plaats kende. Op oude kadasterkaarten gaat het gedeelte vanaf de Heiweg naar het Stenen Kruis door percelen. Dat betekent dat deze er eerder waren dan de weg. De weg is dus een vrij jonge weg, althans jonger dan de percelen. Vanuit het beschikbare kaartmateriaal redenerend is het naar onze mening niet uitgesloten dat de oudste route van de Maesbahne (in de periode voor de Maasverplaatsingen) niet via Berg maar via de Veestraat van Nattenhoven naar Stokkem (waar mogelijk toen ook het veer lag) heeft gelopen. Dit tracé gaat namelijk niet door percelen en maakt een vloeiende lijn. Later, als gevolg van de Maasverplaatsingen, verlegt de route zich dan via de Heiweg en Maasstraat naar het huidige veer van Berg. Nadat de Maas zich verlegd heeft, is natuurlijk de verbinding Sittard-Stokkem via Berg niet verlopen. Urmond heeft in de Gulickse tijd aansluiting op de route Sittard-Stokkem gezocht waardoor men via de Maasbahne meerdere doelen kon bereiken dan alleen Urmond.

Foto's Guus Peters

Foto's: Het Stenen Kruis in Berg; hier begon de Maesbahne door de heide.

Wij denken dat de oudste route Gulik-Sittard-Vlaanderen via Limbricht, Born, Grevenbicht, naar Stokkem liep. Deze weg bestond al in de Romeinse tijd en liep langs de noordgrens van de oorspronkelijke heide. De Maasbahne kan zich later ontwikkeld hebben als een korter alternatief door de heide. Ook kunnen Maasverplaatsingen bij Grevenbicht een rol bij het verleggen van het tracé van de handelsroute gespeeld hebben. Alleen nader onderzoek van de Maasverplaatsingen -en de datering ervan in relatie tot de ontwikkeling van de verbindingswegen tussen Sittard, Stokkem en Urmond- kan de juistheid van het bovengestelde bevestigen.

Dat het aan elkaar sluiten van twee van verschillende kanten komende veedriften (hier dus vanuit Berg/Nattehoven en Cuttecoven/Einighausen) vaak de basis vormt voor de oudste verbindingswegen is een algemeen verschijnsel en aantoonbaar in andere plaatsen. Hetzelfde zagen we bij de eerste landweringen gebeuren. Ook het verplaatsen van routes als gevolg van Maasverplaatsingen is ons niet onbekend. Dit hebben we ook vastgesteld bij routes van Rekem over de Maas heen naar Geulle en Elsloo.

Pas in 1757 ontstaan er plannen voor een betere verbinding door de Graetheide: de Bergerweg. In hetzelfde jaar richten de vrachtrijders het monumentale “Stenen Kruis” in de heide bij Berg op. Dit op het punt waar de Maasbahne door de heide begon. Merkwaardig is dat ze op dit kruis vragen om bescherming op het tijdstip dat besloten is om de weg te vervangen. In 1771 was de met grint verharde nieuwe Bergerweg klaar. De Maasbahne werd niet meer gebruikt en is deels opgegaan in de akkers.


Vrachtrijder Fredrix uit Elsloo

Uit interview dat Guus Peters in 2009 had met Hoebaer Fredrix -toen 94 jaar- die vertelde over zijn vader. Zijn ouderlijk huis lag in de Maasberg te Elsloo.

De vader van Hoebaer -Gus- was rond 1925 vrachtrijder en boerde wat. Belangrijke vrachten waren het geregeld vervoer van hooi en stro en varkens naar Maastricht in opdracht van grotere boeren zoals Willem Voncken.Op de terugweg nam hij voor de kleine winkels regelmatig de waren mee die zij dan weer aan de inwoners verkochten.

Ook de volgende vrachten werden veel gereden:
- Kolen halen op de mijn en naar de mijnwerkers thuis brengen, voor hun eigen gebruik
- allerlei transporten voor de gemeente

Als zijn vader naar Maastricht ging dan vertrok hij in alle vroegte en was pas laat terug (vaak de klok rond). Men moest met vrachten via het Seeckendaal en dan via de Rijksweg naar Maastricht. (met hoge vrachten kon men niet door de Eikskensweg).
De Kruisberg was gevaarlijk om af te dalen. Men moest dan stevig remmen. Het was een hele kunst om met paarden en kar rond hun huis in de Maasberg te manoeuvreren en vrachten de steile helling op te trekken.

Vaak moesten de paarden met een brandende krant aangespoord worden; die hield men dan onder het paard !! (dit was overigens streng verboden!) Dit deed men alleen als het niet anders kon. Als de kar stil namelijk kwam te staan, kwam men niet meer weg. Men moest de vracht  dan deels afladen. Hun paard(en) en die van andere buren, zoals van de familie Lenssen, werden ook voor zware hooiwagens die uit de beemden kwamen als extra voorspan ingezet. Ook heeft zijn vader verteld dat hij vaker schepen tegen de stroom in langs de Maas van Meers tot Geulle heeft gesleept.

Bekijk hier het complete interview met Hoebaer Fredrix 

  • Laatste update op .