Skip to main content

Historie

In de 90-er jaren heb ik in het Elsloose huis-aan-huis blad “de Wegwijzer” een serie gepubliceerd die ik “Over velden en wegen” noemde. In deze serie trachtte ik niet alleen toponiemen (lokale benamingen) te verklaren, maar ook de ontwikkeling tot heden met betrekking tot de wegen en velden rond Elsloo.

Deze serie is blijkbaar veel mensen in het geheugen gebleven, ook bij de redactie van elsloo.info. Zij vroegen mij of ik de serie niet opnieuw wilde publiceren op hun website. Hierin heb ik toe gestemd, alleen is de opzet iets anders.

Ik wil in de nieuwe rubriek niet alleen velden en wegen behandelen maar ook andere onderwerpen zoals de achtergronden van families, huizen, verenigingen  enz. maar zeker ook vragen van lezers over wat wij  “Aelserlogie” (alles aangaande Elsloo) noemen.

Het doel van deze rubriek is om de huidige generatie door meer te informeren over het verleden het besef bij te brengen dat het heden in de toekomst ook ooit als verleden de basis van het  heden zal zijn. Wij dragen aldus een grote verantwoording voor het heden van de volgende generaties.
Deze gedachten vormen de basis voor de in dit kader geplaatste rubrieken op elsloo.info. Met andere woorden: hoe is het zo gekomen en hoe zal het verder gaan?


Guus Peters
Streekhistoricus, Publicist en Gids

Deel 6: Kampen en weidegronden in Middeleeuwen

Op de akkers werd overwegend graan geteeld. Aparte gewassen voor eigen gebruik maar ook voor de handel zoals, peulvruchten, kool en andere groenten, kon men niet telen zonder bescherming tegen de vraatzucht van het wild (men had toen nog te maken met everzwijnen en herten). Maar ook tegen het vee dat na de oogst op de akkers geweid werd dienden de gewassen beschermd te worden. Daarom werden in de velden en op gemeenschappelijke gronden aparte stukken land door een beschermingshaag omgeven. Een dergelijk omheind gebied noemde men een kamp. Zo’n kamp kon uit kleinere percelen voor tuinen (koolhoven) of uit enkele grote percelen voor de teelt van producten op grotere schaal t.b.v. de handel.

LM6.1 de kamp deel 6

De middeleeuwse dorpseconomie rustte op twee pijlers: de landbouw en de veeteelt. (Voor Elsloo kwam hier nog een derde bij de scheepvaart, handel en visvangst op de Maas). I.v.m. de mestproductie waren de landbouw en veeteelt onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het vee stond in dienst van de landbouw als mestleverancier. Dit gold zowel voor schapen als voor koeien. Koeien waren belangrijke vlees en melkleveranciers. Dit legde ook beperkingen op aan de ontginningen. De opbrengst van de gronden bleef gebonden aan de grenzen die gesteld waren door de beschikbare hoeveelheid mest. Er diende een evenwicht te bestaan tussen de oppervlaktes aan cultuurgrond en woeste grond. Men kon niet ontginnen zonder een evenredige verhoging van de mestproductie. Grote natuurlijke weiden bleven nodig voor het weiden van vee.

Door de matige grasopbrengst had men per stuks vee een groot weidegebied nodig. Aan de rand van een natuurlijk weidegebied, binnen loopafstand, legde men soms extra bemeste weiden aan. Hier graasden de melkkoeien en kalveren. (Volgens ons komt hier het veel in veldnamen voorkomende “ groen(en)” vandaan. Dit zien we als een synoniem voor vetweiden). De runderen en schapen werden in kuddes door een herder (scheper) naar de natuurlijke weidegebieden gedreven. S’avonds gingen deze, i.v.m. de mestverzameling, ofwel op stal of gezamenlijk in een omheining aan de rand van het dorp (of in het dorp zelf). Hier kon men het vee ook bewaken.

LM6.2 beemden deel 6
De beste weidegronden lagen in het Maasdal, de beemden, deze werden bij overstromingen door een vruchtbare kleilaag bemest. De beemden dienden ook als hooilanden voor de wintervoorraad maar ook voor de verkoop.
Inkomsten van de heer 1514: Een gedeelte van “de Cynckt” (beemden aan de grens met Geulle) werd “dat beste grass” genoemd.
Pas als men beschikte over voldoende vervangend weidegebied (door ontbossing) kon men evenredig overgaan tot uitbreiding van het akkerland door het omzetten in akkers van oudere weidegebieden.

  • Laatste update op .

Deel 5: Elsloo na het jaar 1000 / De Akkers

De groeiende vraag naar landbouwproducten maakt uitbreiding van de velden noodzakelijk. De eerste uitbreidingen zal vermoedelijk uitbouw van het Elserveld over de oude begrenzing Driekuilenstraat/Gavrestraat/Schoolstraat) heen zijn geweest. Vervolgens op de licht glooiende hellingen (Mergelakker) richting Catsop en vervolgens vanuit Catsop tenslotte de velden rond dit gehucht en vanuit Terhagen (wat toen groter was, hierover later meer) het Armsterveld. Dat de Graetheide (zeer vruchtbare gronden)

In eerste instantie beperkt ontgonnen werd, kende een andere dan landbouwkundige achtergrond. De Graetheide was eerst een (oer)bos en heette ook het Graetbos en was gemeenschappelijk bezit van de omringende dorpen. Deze kon niet zonder meer ontgonnen worden. Ook had men de heide nodig voor het hoeden van vee t.b.v. de mestproduktie. Dit mede ter vervanging van oudere weidegebieden die tezelfdertijd werden omgezet in akkerland. Voor de oudste velden was het van belang hoe ze gelegen waren.

Bij voorkeur dienden ze i.v.m de reistijd dicht bij de nederzetting te liggen en vlak te zijn. Dit laatste omdat een vlak veld minder aan erosie onderhevig is waardoor de lösslaag dikker en het veld dus vruchtbaarder is. Ook was voor de uitvinding van de keerploeg en door het gebrek aan trekkracht löss moeilijk te doorsnijden, zeker als het een helling betrof.

Als laatste kwamen, de minst vruchtbare, hoogst gelegen gebieden rond Catsop aan de beurt. Tussen deze akkercomplexen lagen de drassige droogdalen, mindere gronden die bebost bleven en reeds ontboste gronden die nog niet in gebruik waren genomen en tijdelijk als weiland dienden. Het Maasdal bleef grotendeels weidegebied waarvan vrij grote delen drassig waren.

LM5.1 vreugerdeel5

 

Veelal wordt verondersteld dat de ontginningen rond 1300 waren afgerond. Dit kan wel kloppen voor de ontbossing maar dat betekend niet dat alles akker was. Grote gebieden bleven nog lang braak liggen en dienden als weidegebied. Uit de archieven van Elsloo blijkt dat nog in de 16e eeuw grote gebieden met weidegronden “gebrocken “ worden, dit betekend omzetten in akkerland. Wel dienen we hier aan te tekenen dat in de 14e eeuw de pest in Europa hele streken ontvolkt heeft. Van het buurdorp Beek is bekend dat de pest daar geheerst heeft. Elsloo zal hier dan zeker ook niet van gespaard zijn gebleven. De pest kan het ontginningsproces vertraagd hebben tot in de 16e eeuw de aangroei van de bevolking nieuwe ontginningen noodzakelijk maakten.

Buiten de Graetheide en gedeelten van de beemden welke gemeenschappelijk bezit van de inwoners waren (de gemeinten) waren de gronden grotendeels in het bezit van het Kasteel en kerkinstellingen. Het waren ook de kasteelheren die de bossen lieten kappen en deden veranderen in weidegebieden. Naar behoefte gaven ze later weer stukken van die weidegronden vrij voor omvorming tot akkerland. Dit deden ze natuurlijk niet zelf. Door een landmeter werd een grote blok land ingemeten. Deze blok werd dan door de kasteelheer verpacht aan de een van zijn leenmannen in Elsloo. Veelal waren dit grotere boeren of notabelen. Deze deelden dan die blok in kleinere percelen in en verpachten hetgeen ze zelf niet in gebruik namen op hun beurt weer door aan de dorpelingen. Later verkoopt het kasteel veel van deze gronden aan de boeren waardoor een zelfstandige boerenklasse kon ontstaan.

Op deze wijze schoven de grenzen van de verschillende velden Steeds verder de hellingen op en naar elkaar toe. Vanuit de bestaande wegen volgden de veldwegen deze ontwikkeling. Eerst als doodlopende weg, later worden ze aaneengesloten om te fungeren als doorgaande weg. Deze middeleeuwse indeling van de percelen blijft tot de ruilverkaveling in 1973 in hoofdlijnen bestaan. Met dien verstande dat in de loop der tijd door erfdeling de percelen steeds verder werden opgesplitst. Degene die de indeling en uitzicht van de velden voor 1973 heeft gekend, heeft dus ook het middeleeuwse landschap gekend. De ruilverkaveling heeft eigenlijk de klok teruggedraaid. De indeling is ooit begonnen als grote blokken en de ruilverkaveling heeft de velden weer tot grote blokken teruggebracht.

  • Laatste update op .

Deel 4: Elsloo na het jaar 1000 / De burcht in de Maas

Rond het jaar 1000 hebben er inmiddels belangrijke veranderingen plaatsgevonden die ontwikkelingen in gang hebben gezet. De kerk heeft vaste voet in het Maasdal gekregen, er is een einde gekomen aan de invallen en plunderingen door de Noormannen, de bevolking groeit, de handel over de Maas neemt toe en er ontstaan steden c.q. bestaande steden, zoals Maastricht, breiden zich uit. Ook de onderlinge strijd tussen de erfgenamen van het grote rijk van Karel de Grote heeft ook onze streken niet onberoerd gelaten. Er ontstaan zelfstandige staten zoals Holland en Vlaanderen maar ook kleine staatjes, heerlijkheden genaamd, vaak niet groter dan een dorp.

Hoe de eerste heren van Elsloo in het bezit van de Heerlijkheid zijn gekomen, is niet bekend. Wel weet men dat de Heren van Elsloo van heel oude adel waren en het ruitenschild voerden wat nu nog in het wapen van Stein zit. In de loop van de 14e en 15e eeuw wordt het dorp een vrije heerlijkheid. Een zelfstandig staatje waarvan de Heer alleen verantwoording aan de Duitse koning of keizer hoefde af te leggen.

Het machtscentrum van een heerlijkheid was de burcht. Eerst bestonden die alleen uit houten woontorens, later in steen en ze groeien tenslotte uit tot kastelen. De vestigingsplaats van de burchten werd bepaald door verschillende factoren: aanwezigheid van drinkwater in de bodem, overzicht over het omringende landschap en goede verbindingen met de verschillende delen van de heerlijkheid. De plaats van de burcht van Elsloo is bekend, die ligt in de Maas. Als men nu de plaats van het kasteel in zich opneemt, kan men zich niet voorstellen dat de ligging van het kasteel gunstig was. Dat de ligging nu ongunstig lijkt, wil niet zeggen dat het in verleden ook zo was. Een burcht bouwen was een enorme investering, die bouwde men niet op een plaats die gevaar liep.

Gaat men de ligging van de burcht nader bekijken, dan moet men eerst weten wat het grondgebied van Elsloo in die tijd was. Gemakshalve gaat men er nu vanuit dat dit samenviel met de latere gemeente-grenzen. Dit is echter niet zo. In de loop der eeuwen hebben er ingrijpende grensverschuiving plaatsgehad. Deze zullen later nog voor en na aan de orde komen. Er bestaan vermoedens dat tot het oorspronkelijk Elsloo ook de dorpen Kotem, Boorsem (Belgie) en Stein (vandaar ook het ruitenschild van Elsloo in het wapen van Stein) hebben behoord. Indien men hierbij nog de gekende gebieden van Elsloo aan de overzijde van de Maas bij Leuth en Vught (tegenover Meers en de Maasband) betrekt, dan lag de burcht in de Maas inderdaad vrij centraal in de Heerlijkheid. Ook op een strategische plaats in het waterrijke Maasdal (belangrijk voor grachten en watervoorziening). Door de ligging tussen de toenmalige Maasloop c.q. Maaslopen en een aloude noord-zuid lopende verbindingsweg weg in en over de hoge Maasdaloever kon men het doorgaande (handels)verkeer controleren. Ook waren vanaf dit punt alle delen van de Heerlijkheid goed bereikbaar.

LM4.1 vreugerdeel4

Een opmerking terzijde wil ik maken over de vraag of de burcht in de Maas wel de oudste van Elsloo is. Ik heb namelijk uit overlevering gehoord dat Terhagen ooit een eigen kasteel heeft gehad. Deze opmerking kon ik niet plaatsen totdat ik ging lezen over het ontstaan van kastelen. Hierin komt naar voren dat de eerste verdedigingswerken houten woontoren waren. Deze werden bij voorkeur gebouwd op een verhoging. Waar mogelijk splitste men een uitschietend stuk van een helling af van het achterliggende gebied. Dit deed men door een diepe gracht te graven. Op deze natuurlijke steile verhoging bouwde men dan de verdedigingstoren. Waar dit niet kon groef men in een vlak terrein een ronde gracht en wierp men de grond in het midden op tot een hoogte. Hierop bouwde men dan de toren. Een dergelijke heuvel noemt men een motte. Het kasteel van Stein ligt b.v. op een motte. In het kasteelpark schiet tussen de vijver en Terhagen de hoge Maasdaloever als een punt naar voren.

LM4.2 vreugerdeel4b

(Foto Guus Peters)

Deze punt is duidelijk afgeplat en er staan nu een bank met tafel op. Als men deze helling van afstand nader bekijkt, kan men zien dat deze onnatuurlijk gevormd is. Eigenlijk een ideale plek voor een verdedigingstoren. Hoewel ik weet dat er in de overlevering gesproken wordt over het op deze plaats storten van overtollige grond bij de aanleg van het kasteelpark, kan er ook nog iets anders geweest zijn. De plaats van het eerste verdedigingswerk in Elsloo. Het is volgens mij ook mogelijk dat de top van de heuvel bij de aanleg van het kasteelpark (rond 1820) is afgegraven om een gracht tussen de heuvel en Terhagen op te vullen. Misschien heeft men toen resten van een toren gevonden waar vervolgens het verhaal van het kasteel van Terhagen aan ten grondslag ligt. Nader onderzoek ter plaatse zou misschien opheldering kunnen verschaffen. Voor deze theorie heb ik overigens geen enkel bewijs.

Meer info: maaswerken

  • Laatste update op .

Deel 3: Elsloo voor het jaar 1000

Als men Elsloo in de middeleeuwen wil (500-1500) beschrijven dan moet men dat in twee gedeelten doen. De tijd voor het jaar 1000, de tijd waar we bijna niets van weten, en de tijd tussen 1000-1500 waar we meer van weten. Ook moet men de huidige oude kern niet zien als een overblijfsel van het middeleeuwse Elsloo. We moeten dus iets gaan beschrijven wat nauwelijks aan het huidige is te koppelen. Nog sterker, zelfs de plaats is grotendeels verdwenen, hier ligt nu het Julianakanaal en stroomt de Maas. Toch willen we een poging wagen.Op de eerste plaats moeten we proberen de geografische situatie te reconstrueren.

Reconstructietekening van een middeleeuws dorp

De Maas liep toen westelijker als heden. Waar deze in die tijd stroomde weten we niet waarschijnlijk liep bij Elsloo een tak tussen Boorsem en Kotem door. Ook is het waarschijnlijk dat de Geul in de buurt van Elsloo tussen Boorsem en Kotem in de Maas uitmondde. We hebben het sterke vermoeden dat in deze tijd de Maas tussen Rekem en Urmond uit meerder takken bestond, waarvan een of twee takken in de zomer water voerden en de overige droog vielen. In de winter echter vulden zich alle takken met water. De nederzettingen in het Maasdal lagen dan op eilandjes. Door de verdeling van het water over de diverse armen werd de kracht van de stroom gebroken en was bewoning van het Maasdal goed mogelijk.

Verder waren er door de slechte afwatering van de beken die ontsprongen in de maasdaloever grote drassige weidegebieden. De Scharberg die nu steil uit de Maas oprijst, was veel groter en reikte tot aan de overzijde van de huidige Maas en stak als een strategisch punt uit in het Maasdal en vormde zo een uitstekende plaats om te wonen. Vanaf de hoge Maasoever naar het oosten strekten zich grote bossen uit.

De na de Romeinse tijd binnenvallende Franken vestigen zich bij voorkeur in de rivierdalen. In Stein is op het Keerend een grote Frankische begraafplaats opgegraven. In Elsloo is niets bekend van archeologische vondsten uit de Frankische tijd. Dit betekend echter niet dat ze er niet geweest zijn. Door het afspoelen van de Scharberg en latere afgraving voor het Julianakanaal zijn waarschijnlijk de vroegste sporen van het middeleeuwse Elsloo verdwenen. Gaan we dit Elsloo zoeken dan, dan vinden we dat terug in het voormalige gehucht de Jodenstraat. Dit heeft gelegen op het voormalig plateau tussen de autowegbrug en het kasteel in de Maas bij Elsloo.

Ter plekke stroomt nu de Maas. In een lang gerekt lint lagen de vakwerkhuizen hier op ruim bemeten percelen langs een weg die hier de Maasdaloever volgde en mogelijk teruggaat tot de oudste verbindingswegen in ons gebied. Het is dezelfde weg waarlangs Stein en Urmond en meer Maasdorpen ontstonden. De orientatie was duidelijk op het Maasdal gericht. De Maas was tenslotte de belangrijkste verkeersader en veeteelt (in het Maasdal) was belangrijker dan landbouw. Het dorp was eigenlijk een nagenoeg zichzelf voorzienend eilandje in een grotendeels woest onontgonnen landschap.

In de loop der tijd breiden de velden zich achter de nederzetting uit en is het oudste veld van Elsloo, het Elserveld, toen ontstaan met als begrenzing met de woeste gronden de huidige Driekuilenstraat. Verder zullen er misschien weidegebieden in gebruik zijn geweest in het gebied wat nu Catsop is. Het wegennet bestond uit de vermelde weg langs de Maas en enkele toegangswegen naar de velden, omringende plaatsen en veedriften naar de weidegebieden.

  • Laatste update op .

Deel 2: Het Landschap

Het beschrijven van het middeleeuwse Elsloo is een moeilijk iets. Dit komt mede doordat de archieven van rond 1500 duidelijke informatie beginnen op te leveren. De middeleeuwen liepen toen al ten einde.
Wat deze archieven ons weergeven is eigenlijk een echo van de ontwikkelingen in de voorafgaande 1000 jaar (vanaf de Romeinse tijd). Desondanks is het toch mogelijk om aan de hand van de gegevens een beeld te vormen van de ontwikkelingen. De archieven staan namelijk bol van verwijzingen naar gebeurtenissen en feiten die lang voor de vastlegging ervan zich hebben afgespeeld. Verder is het van belang om te weten dat de vermelde archieven een beeld geven van een maatschappij die op veel punten nog was ingericht zoals zij zich in voorafgaande eeuwen had gevormd. Deze kennis in combinatie met algemeen beschikbare informatie over de middeleeuwen, vormen de basis van deze publicaties.

Het is mogelijk dat sommige conclusies , misschien door onszelf, nog eens herzien dienen te worden. Dit kan men niet vermijden er zal altijd een voorbehoud gemaakt moeten worden. Het alternatief is geen publicatie. Daarmee wordt echter de geschiedenis van Elsloo geen recht mee gedaan en zou er ook geen kennisoverdracht plaatsvinden om als vertrekpunt voor verder onderzoek te kunnen dienen.

Het dient de lezer duidelijk te zijn dat deze publicaties alleen zijn geschreven om een belangrijk stuk lokale geschiedenis voor iedereen toegankelijk te maken en voor het nageslacht vast te leggen.

la1.02elsloo1865web

Hier vindt u veel meer kaarten over Limburgs landschap en de Maas>>>>

Alvorens in detail in te gaan op de geschiedenis, is het voor een goed begrip belangrijk om eerst een geografische beschrijving van het grondgebied van Elsloo te geven.

Het gebied van Elsloo (ut Aelser lendj) is een gevarieerd landschap. Het zuid oostelijk en zuidelijk gedeelte bestaat uit flauwe hellingen en kleine plateau’s (zoals de Hoogte, het Armsterveld en het Mergelakker) die de uitlopers zijn van het plateau van Schimmert. Afgescheiden hiervan door een dal ligt in dit gebied apart een heuvel (de Knup). De hellingen lopen in het westen door tot aan de hoge Maasdaloever (Hoge Bos, Terhagen en kasteelpark). In het noorden gaan ze over in een vlak gebied dat zich tot Born uitstrekt (het Graetheideplateau). Globaal vormt de Stationsstraat hiertussen de grens.

Het beschreven gebied wordt verder doorsneden door enkele grote droogdalen, die het water van de hoger gelegen gebieden afvoerden naar de Maas. Een dal loopt vanuit het zuidoosten (vanaf het vliegveld) naar het kasteel. In het oosten loopt een droogdal vanaf het station (Steinderweg), buigt halverwege naar het westen ( Meldert) en eindigd bij het kasteel van Stein. Midden door het huidige dorp heeft er echter nog een droogdal gelopen, welk echter grotendeels verdwenen is. Dit begon in het oosten als Seeckendaal en liep via de huidige locaties: het voetbalterrein, de Rabobank, Maaslandcentrum naar de Driekuilen waar het samenkwam met het Meldert. Tenslotte wordt het westelijk gebied van Elsloo gevormd door de hoge Maasdaloever (met diepe insnijdingen), de beemden met oude Maaslopen en de rivier zelf.

De beschreven bestanddelen van het landschap zijn in vroeger tijden in hoge mate bepalend geweest voor de begrenzing, het gebruik en inrichting ervan.

  • Laatste update op .